ZIONISTEN, ARABIEREN EN HET BODEMVRAAGSTUK.
verdreven pachters dekt, doch verdubbeld moet worden. Wie hier van beide partijen gelijk heeft, blijve in het midden, doch de scherpte, waarmede hier partijen tegenover elkaar staan, werpt licht op de beteekenis van de zaak, die voor beide partijen op het spel staat.
De bloedige onlusten uit het najaar van 1929, die zooveel Joden het leven hebben gekost, vonden voor een aanzienlijk deel in het grondvraagstuk hun directe aanleiding. Sir John Hope Simpson heeft er het nauwste verband tus-schen gelegd, toen hij zijn conclusie als volgt formuleerde: ,,De tegenwoordige positie, die alle tewerkstelling van Arabieren in de Zionistische kolonies uitsluit, is onwenschelijk, zoowel uit het oogpunt van rechtvaardigheid als van goed bestuur des lands. Zoolang deze bepalingen bestaan in de Constitutie van de Zionistische Organisatie, in de pacht voorwaarden van het Keren Kajemeth en in de overeenkomst van het Keren Hajessod, kan het niet als wenschelijk worden beschouwd, dat groote stukken land aan het Joodsch Nationaal Fonds worden overgedragen. Het is niet mogelijk, met gelijkmoedigheid de uitbreiding aan te zien van een enclave in Palestina, waarvan alle Arabieren zijn uitgesloten. De Arabische bevolking ziet de overdracht met schrik en ontsteltenis. Deze kunnen, in het licht van de Zionistische politiek, niet als ongegrond worden afgewezen.”
Tot op den dag van vandaag kanten de Arabieren zich tegen verdere voortzetting van de Zionistische grondpolitiek ten scherpste. Zij zijn niet onverzoenlijk, doch, gelijk Aouney Bey, de Arabische advocaat, die nog niet zoo lang geleden de belangen der Arabieren bij den Volkenbond heeft bepleit, mij verklaarde, op de uitdrukkelijke voorwaarde, dat datgene wat de Joden thans aan grond bezitten, wordt geconsolideerd, hun grondbezit zich dus niet verder u i t b r e i d t. Dan nóg bezitten zij thans de beste gronden van Palestina.
De grondpolitiek der Zionisten bevindt zich thans, als gevolg van het ontwakend nationaal bewustzijn der Arabieren, in een impasse.
59