Een volk bouwt zijn huis

Titel
Een volk bouwt zijn huis

Jaar
1933

Druk
1933

Overig
1ed 1933

Pagina's
104



Zionisten, Arabieren en het bodemvraagstuk.

HET bodemvraagstuk staat tusschen de Joden en de Arabieren als een hooge muur, die beide groepen scherp scheidt. Verscheidene vooraanstaande vertegenwoordigers van beide groepen hebben mij welwillend hun standpunten uiteengezet, waarbij ik mij niet aan den indruk kon onttrekken, dat zij elkaar in de toekomst niet gemakkelijk zullen vinden.

De Arabieren zijn verontrust over de snelle uitbreiding, die het bodem-bezit der Joden sedert Engeland het mandaat in Palestina uitoefent, heeft aangenomen, evenals over den snellen aanwas der Joodsche bevolking. Zij hebben twee ernstige grieven: één van principieelen aard, één van practisch economischen aard. Zij zeggen: doordat de Zionisten het land ten behoeve van het onvervreemdbaar, eeuwigdurend bezit voor het Joodsche volk aankoopen, is het uitgesloten dat de Arabieren ooit weder het land zouden kunnen terugkoopen. Dit opent een politiek verschiet, waarmede de Arabieren, die Palestina als h u n land beschouwen, geen vrede kunnen hebben, vooral niet omdat de Zionisten met hun wassend aantal ook een scherper wordend chauvinisme aan den dag leggen. De Arabieren zien hierin een begin van imperialisme, dat, tenzij er tijdig paal en perk aan wordt gesteld, niet slechts voor de Arabieren van Palestina, doch voor de geheele Arabische wereld verstrekkende gevolgen zal hebben.

Wat hun tweede bezwaar betreft zeggen zij: door het imperatieve voorschrift in de contracten tusschen het Joodsch Nationale Fonds en de kolonisten, dat dezen den grond uitsluitend met Joodsche arbeidskrachten mogen bewerken, ontgaan aan de Arabische bevolking de economische voor-deelen, waarop zij als bewoners van Palestina minstens evenveel recht hebben als de Joden.

De onlusten van het jaar 1929 hebben het probleem van de bodem-verhoudingen in zijn vollen omvang aan de orde gesteld, geopenbaard dat er een ernstige crisis in de verhouding tusschen Joden en Arabieren is ingetreden, welke tot op den dag van vandaag onverzwakt voortduurt. Elk punt, dat men in deze crisis aanraakt, is netelig, omdat feitelijk het politiek motief de geheele situatie beheerscht, wat de Joden betreft om in Palestina op de snelste wijze de meerderheid te worden en zich aldus te bevrijden van het eeuwigdurend gevoel van minderwaardigheid van gedulde minderheid overal in de wereld, wat de Arabieren betreft om dit te voorkomen.

Toch wordt de strijd in hoofdzaak practisch op economische feiten en overwegingen uitgevochten, en scherp uitgevochten. Op het politieke argument, dat de Joden den bodem in eeuwigdurend bezit opeischen, en dat zij imperialistische oogmerken hebben, antwoorden zij: het gedeelte van den grond, dat de Joden in Palestina alles bijeen bezet houden, beslaat nauwelijks vijf percent van de geheele bodemoppervlakte des lands. De rest behoort den Arabieren. Daarop antwoorden de Arabieren: dat is juist, doch de Joden hebben alle dalen, juist de vruchtbaarste stukken grond, bezet en bevolkt. Van de 26 millioen vierkante doenams grond van Palestina is slechts 56


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.