ONTWIKKELING VAN DE KOLONISATIE-GEDACHTE.
slag te plaatsen. De kolonisatie dreigde te verloopen, doordat de kinderen der pioniers, na hun schooltijd afkeerig van het armzalig bestaan hunner ouders, naar Europa terug wilden om zich daar op een betere maatschappelijke positie voor te bereiden. De geheele ontwikkeling van de kolonisatie had het tegendeel opgeleverd van wat zij had moeten zijn: er ontstond niet een Joodsche landbouw in Palestina, doch er kwamen Joodsche plantagebezitters, die door den nood gedwongen uitsluitend met Arabische arbeiders werkten. Hoe sterk deze ontwikkeling van het economisch proces de vorming van het leven be-invloedde, kan blijken uit het feit, dat in Petach Tikwah de Joodsche plantagebezitters, echte heereboeren, voor een groot deel tot op den dag van vandaag met Arabische arbeidskrachten hun sinaasappelplantages doen bewerken. Deze gang van zaken gaf in Zionistische kringen aanleiding tot groote ongerustheid, doch kweekte onder de Joodsche bevolking in Palestina zelf scheeve verhoudingen, vooral toen na de mislukte Russische revolutie van 1905 opnieuw een stroom van geestdriftige jonge Russen het land binnenstroomde. Zij konden zich met wat zij in Palestina vonden, niet verzoenen; zij hieven den kreet aan: Kibboesj Haawodah ! — Verovering van den Arbeid.' Zij legden zich de grootste ontberingen op, werkten tegen uiterst schrale loonen, om den Arabier uit het veld te dringen, doch tevergeefs: zij konden de concurrentie op den duur niet volhouden.
* *
*
Aldus was de stand van zaken, toen de Zionistische Organisatie in 1908 in het veld verscheen. De eerste garde had met steun van baron de Rothschild en de Ica haar heldentaak vervuld. Zij had weliswaar het ideaal van een door en voor Joden bewerkten bodem niet bereikt, of benaderd, maar zij had toch met haar 25 kolonies met 8000 zielen op 350.000 doenam gronds, het probleem binnen het veld der practijk gebracht. Het moest öf worden opgelost, — of als onoplosbaar worden afgewezen. En dan voor goed, ten koste van de gedachte van de schepping van een nieuwe Joodsch-nationale eenheid.
36