Ssawwer H. tsawar = hals. Schlouch m.h.d. slüch, sluoch heeft hier nog de oude betekenis: Kehle, Schlund, die in het n.h.d. Schlauch verloren gegaan is. Ook nog 'n Schlouch = ,n gulzig mens, ,n vreter. Tendlau. 809. - Nascher. 122.
100. Chäsen. E chäsen is e fresser. Beter: E chäsen moss e fresser sein. Een chäsen is een vreter (moet een vreter zijn). Hij 1werd namelijk bij alle mogelijke gelegenheden uitgenodigd. Zie Tendlau. 809.
101. Chasen. Gib e chäsen e poossek un er halt er drösche.
Geef een chazzen een bijbelvers en hij houdt een preek. Bet: Een chazzen grijpt gaarne de gelegenheid aan om een stichtelijk woord te zeggen.
Algemener: Sommige mensen grijpen gaarne iedere gelegenheid aan om het woord te voeren.
Chäsen H. chasan zie no. 99.
Poossek H. passoek = bijbelvers, vers, zin.
Drösche zie no. 173.
102. Chäsen. Wie der chäsen de niggen macht.
Zoals de ״chäsen" de melodie maakt. Bet. C’est le ton qui fait la musique. Het komt er op aan hoe men een zaak voordraagt. Niggen H. Niggun —— melodie, vooral in de zin van synagogale melodie. (״Hij heeft mooie nigguniem”). V.P. 226.
103. Chäsen. Chasónem sennen narrónem.
Bet: Chasonem zijn narren (vaak verklaard naar de medeklinkers van het woord CHaSeN). Narroniem met Hebr. uitgang gevormd van de Duitse stam ״Narr”, zoals chasonem van chasen. Vgl. Zunz Ges. Schriften III, 264, die als bron voor dit gezegde noemt Immanuel c. 20, 180: ערבי קול חסרי מוח Tendlau. 821 -M.J.V. 1906, blz. 68. -Chasonim. narronim, aber nicht jeder Narr kann singen. Bernst. 106. Ale chasunim senen narunim. J. Memoiren. H. Steinthal. Die unbekante Melodie. Schockenverlag Hans Bach. blz. 142. met aanvulling: aber nicht alle Narronim sind Chasonim. Zivy 288.
104. Chäser. E chäser e hoor ous (gerissen).
Een varken een haar uit(getrokken). Var, Lei chäser ores (?). Bet: Een
50