68 Judaeo-Nederlands
aangewezen achter het hek
achterste dagen
achting
achttiengebed
afgooien, zich met iemand afgooien afscheuren, zich afscheuren als maar an I
an II
arke, heilige arke
worden, speciaal bij het spreken over licha-melijk gebrek of ziekte, nl. achter het hek, dat de eigenlijke ruimte van de synagoge van de toegang scheidt; men was soms om de een of andere reden verplicht achter het hek te blijven staan bijv. gedurende het lezen uit de Tora. het Paasfeest en het Loofhuttenfeest begin-nen en eindigen met feestdagen; daartussen liggen de halffeestdagen, vandaar dat men sprak van ״de voorste dagen'5, ״de midden-of tussendagen" en ״de achterste dagen" zie Lev. 23 : 6-8, 33-36, 39.
< jidd. < hd. hij heeft er geen achting op gehad = hij heeft er niet op gelet; speciaal Amsterdamse Jodenbuurt.
< hebr. het dagelijks hoofdgebed dat oor-spronkelijk uit 18 lofzeggingen bestond (later 19).
== zich iemand tot vijand maken, kwaad met iemand worden.
zich afsloven, zich bovenmatig inspannen.
( jidd. < mhd. steeds maar weer, telkens vaak als omschrijving voor de accusatief bijv. ik heb an hem geholpen of wil u aan mij excuseren? Ook: vergeten aan. = op.; an een sjabbes, an een door-de-weekse dag.
( hebr. kast in de synagoge waarin de wets-rollen bewaard worden.
zoals het gebruik eist bijv. van iemand die een naaste bloedverwant verloren heeft; tegenstelling: de baard afnemen.
(jidd. in reflexief gebruik. ( hd. Bachweide, waterwilg. (jidd. sjouchet.
baard, de baard houden
bedanken, zich bedanken beekwilg beestensnijder