"Het is nog altijd moeilijk voor je, hè Sel?'
'Ach, nou ja,' poogde ze monter te klinken.
'Toch," ging Bonny verder, 'als ik eerlijk ben, dan is het ook een zegen dat hij uit zijn lijden is verlost. Die arme man had toch geen leven daar in die inrichting, zonder enig uitzicht op genezing. Als je het eens zo bekijkt?'
Selma schudde heftig met haar hoofd. 'Zo kan ik het niet bekijken. Het is toch afschuwelijk zoals hij...' Ze draaide zich om en liep bij het graf vandaan. 'Kom, laten we alsjeblieft teruggaan,' smeekte ze Bonny die achter haar aan stiefelde. 'Ik heb het ook zo vreselijk warm.' Ze zag knalrood en streek de haren van haar zweterige voorhoofd.
Bonny zag haar medelijdend aan. 'Geef me dan maar een arm, meid.' Joviaal stak ze Selma haar mollige, gebruinde arm toe, en gearmd wandelden ze samen weg van het graf terwijl Bonny nog verzuchtte: 'Ach ja, die arme Aaron, de oorlog doet afschuwelijke dingen met mensen.'
Ze sloegen de weg in naar de uitgang, een lange, rechte grintweg waarlangs oude graven lagen onder hoge bomen dicht in het blad die de hele weg voor genadige schaduw zorgden. Bonny keek voortdurend naar de namen op de graven die ze passeerden, namen die Selma, omdat ze hier wekelijks liep, onderhand uit haar hoofd kende. Opeens maakte ze zich los van Selma's arm, boog voorover naar een verweerde , met mos begroeide grafsteen en las met toegeknepen ogen: 'Sarah Stein - Gestorven in 1897. Verrek, hier ligt misjpoche van jou, Sel. Wist je dat?' Selma, die langzaam was doorgelopen, knikte zwijgend. 'Oh, en moet je hier zien, hier ligt Reuven Krant. Ook toeval
94