uit te staren dan weigerde ze te begrijpen dat hij aan het werk was. Overal bemoeide ze zich ook mee. Nog zag hij haar, keuvelend op de bank in de woonkamer met zijn moeder, bezig voor hem een warme muts voor de winter te breien. Dat was voor hem the limit geweest, toen hij dat zag had hij haar dezelfde avond nog aan de kant gezet. Volgens ma had hij zich ontdaan van het beste wat hem ooit overkomen was, maar ach, ma meende eveneens, zo wist hij sedert daarnet, dat ze nog lang en gelukkig met vader hadden geleefd als hij dat professoraat in Groningen geaccepteerd had. 'Ergo kunnen wij vaststellen,' sprak Bram hardop, terwijl hij het briefje in z'n hand verfrommelde, 'dat moeders waardeoordelen tot de categorie "schouderophalers" behoren. Quod erat demonstrandum!' Met een sierlijke boog wierp hij de prop in het rieten prullenmandje. 'En hiermee is de zaak F.H. afgedaan,' sprak hij plechtig af met zichzelf. 'Zo, en nu eerst wat drinken,' besloot hij voorts. Een vol uur had hij zijn kamer niet afgekund, doch nu was er niets meer wat hem tegenhield en kon hij in alle vrijheid in z'n enkele ondergoed en op blote voeten naar de keuken om eindelijk zijn dorst te gaan lessen.
Nadat Bram beide ramen wijd had opengezet omdat de keuken stonk naar de sigaretten van Bonny Cohen, schonk hij zichzelf een flinke beker rozenbottelsap in en liep met de beker in z'n hand naar de woonkamer. Hij ging voor het venster staan en keek al drinkend naar de bedrijvigheid deze morgen in de Sarphatistraat. Plots kwam er een man in driedelig pak z'n blikveld in gerend. Bram begreep dat de man zich de benen uit het lijf liep om de klaarstaande tram 10 bij de halte verderop te halen. Geamuseerd ging hij staan toekijken en zag het heerschap wanhopig met zijn aktetas in de
90