ook inderdaad het geval was. Stonden moeder en hij vanmorgen op het Centraal Station in Amsterdam nog vreselijk te foeteren op de Nederlandse Spoorwegen omdat wegens een storing op het spoor hun trein van tien uur dertig ruim een uur vertraagd zou zijn, bleek het probleem al na een half uur opgelost. Met een beetje doorstappen liepen ze nu dat halfuurtje vertraging zo in. Dan was het vervolgens zeer opmerkelijk dat vandaag, maandag 3 oktober, de weergoden hun zo goed gezind waren. De voorbije week had uitsluitend gure herfstdagen gekend, gisteren nog hadden ze onderweg op dit zelfde pad striemende regen en tegenwind te verduren gehad. Maar nu stapten moeder en hij voort in het aangename gezelschap van een warm najaarszonnetje en een klein briesje dat zachtjes door het goudkleurige gebladerte aan de bomen ruiste. Hoe goddelijk het weer wel was viel af te zien aan moeder, die zonder jas in haar nette, lichtgrijze mantelpakje buiten kon lopen. Met het slechte weer van gisteren had ze zich vandaag onmogelijk zo feestelijk voor pa kunnen kleden. Zijn aloude klaagzang, dat in 't leven geen dag ooit zonder tegenspoed is, was duidelijk aan een nieuw arrangement toe. Deze maandag was nu al geslaagd en dan moest pa's verjaardag nog gevierd worden en de middag nog komen. Daarop liep Bram zich minstens zo hevig te verkneukelen, want vanmiddag bij thuiskomst zou hij meteen aan de gang gaan met het samenstellen van een statistisch toekomstmodel waarmee hij al zijn profetische gedachten zou kunnen toetsen op haalbaarheid en realiteit. Slechts één belangrijke hoofdbreker voorzag hij bij dit werk en die zat hem in de onzekerheidsrelatie van Werner Hei-senberg, waarin een beperking aan het determinisme
9