gewoond konden hebben en deze hele discussie misschien niet gehad hadden.'
'Groningen,' snoof Bram minachtend. 'Ik mag je er ook aan herinneren dat het zogenaamde keurige en beschaafde Groningen in de tweede wereldoorlog voor joden één van de onveiligste plaatsen was om te wonen, dat daar de Nederlandse politie volop meewerkte met de moffen om joden op te pakken en op transport te zetten.'
Selma tuurde dromerig voor zich uit: 'Niet dat ik het toen niet begreep hoor jongen, die leerstoel kwam voor jou gewoon te vroeg. Jij was op je 22ste nog een kind en veel te jong voor zo'n overstap.'
'Ik was al 23,' corrigeerde Bram haar, er nadenkend erachteraan mompelend: 'een bijzondere priem-leeftijd trouwens omdat 2 plus 3 ook weer een priem is. Enfin, om op dat professoraat terug te komen, jij bent gemakshalve vergeten dat ik A: simpelweg niet naar Groningen wilde, en B: er nog een kandidaat was die voor die leerstoel in aanmerking kwam en ik in de kont van het hoofd van de benoemingscommissie had moeten kruipen, wilde ik gekozen worden. Als je liever had gezien dat ik me zo verlaagd zou hebben.' Hij trok zijn servet van z'n schoot en wierp het op tafel.
'Zonder te hoeven slijmen was je 't ook geworden,' sprak zijn moeder stellig. 'D'r was geen betere professor geweest dan professor Abraham Bloch. Toevallig zei ik dat laatst nog tegen vader, bij zijn graf.'
Bram stond abrupt op. 'Ik had het tegen hem over jou,' ging Selma gewoon verder, 'en vertelde hem dat je nu niet langer op de universiteit werkt maar alleen op je kamer...' Ze hield in omdat Bram, met in elke hand een dode begonia, de kamer uitbeende. 'Wat ga
83