3
Met een mies gezicht staarde Bram neer op z'n bureau waar het bezaaid lag met mathematische berekeningen en opengeslagen wiskundeboeken. Ondanks vaders zegen was hij, nu twee uur later, nog geen stap verder gekomen. Al z'n berekeningen waren op niks uitgelopen, zo ook de berekening die voor hem lag en die al bij aanvang fout dreigde te gaan. Met een diepe zucht nam hij het vel papier met de som ter hand en gruwde al na één oogopslag: 'Foeilelijke mathesis, weg ermee!' Ogenblikkelijk verfrommelde hij het papier en zwiepte de prop over z'n schouder de kamer in. Nadat hij, om ruimte te maken, de gehele papierwinkel voor zich met één armbeweging opzij had geschoven, haalde hij uit de bovenste bureaula een onbeschreven A-viertje en legde dat voor zich neer. Voor het ontbijt, over een klein uurtje, zou hij nog eenmaal een poging wagen, sprak hij met zichzelf af. Om z'n concentratie te hervinden bleef hij roerloos minutenlang zitten staren naar dat blanco vel. Toen nam hij zijn gouden vulpen op, boog zich voorover in het schijnsel van zijn bureaulamp en begon aan een nieuwe algebraïsche vergelijking. Het zacht krassende geluid van zijn schrijvende pen op papier klonk rustig en gelijkmatig. Vloeiend ging de berekening over op een tweede vel. 'Tot dusver klopt alles wonderwel,' dacht hij en had daar even later
47