ach, Bonny was een ochtendmens, wist ze, die zou daar vast niet moeilijk over doen. 'Hup,' spoorde ze zichzelf aan, straks bedacht ze zich nog. Van haar kamer liep ze met snelle pasjes via de gang de woonkamer in. Behoedzaam, om Bram niet wakker te maken, deed ze de deur achter zich dicht en liep naar het tafeltje bij het raam waarop de telefoon stond. Ze greep de hoorn en draaide Bonny's nummer. Gespannen luisterde ze hoe de telefoon aan de andere kant van de lijn overging en hoopte maar dat Bonny zou opnemen.
'Cohen,' bromde het in haar oor. Verdorie, toch Da-vid. 'Goeiemorgen David,' sprak ze zo opgewekt mogelijk. 'Met Selma, hoe is het?' Geen sjoege, ze hoorde enkel Davids bronchiale ademhaling en haastte zich uit te leggen: 'sorry dat ik zo vroeg bel, maar Bonny zou straks hierheen komen en ik wil, omdat het zo warm is, liever...'
'Bon! Bonny!' riep David dwars door haar heen en zei, toen hij de hoorn aan zijn vrouw doorgaf, op duidelijk verstaanbare en misprijzende toon: 'Je vriendin, iets over het weer.'
'Hé Sel, da's ook toevallig! Loop ik net te denken dat het zo'n mazzel is datje vandaag niet met die snikhete bus en trein naar Muiderberg hoeft en dan bel jij. Toch niet echt om over het weer te beppen hè, mag ik aannemen,' lachte Bonny.
Selma's zweterige hand omklemde de hoorn wat vaster. 'Nee,' antwoordde ze benepen, "t enige is wel dat ik met deze hitte...'
"k Heb zo'n zin in vanmorgen,' onderbrak Bonny haar doodleuk. 'Voor jou ook eens heerlijk om met mijn trouwe Peugeootje tot helemaal voor de ingang van de begraafplaats gereden te worden. En wat zo heerlijk is, is dat we het dakje kunnen openschuiven en zo, met onze haren in de wind, over de A-i naar Muiderberg
45