die zwaar bewolkt was. Geen ster te zien, of nee, het zat toch niet helemaal dicht. In de verte flonkerde een enkele ster, een schitterend licht dat brandde als een bleek gelaat tussen het zwart. Terwijl Bram er als gebiologeerd naar stond te staren voelde hij ineens in een zucht iets onzichtbaars aan hem voorbijgaan en hoorde in een zacht gefluister: 'Gebensjt zal je zijn, mijn zoon.' Hij sperde zijn ogen wijdopen: 'Pa?' vroeg hij zachtjes, 'ben jij daar?' Er kwam geen antwoord. 'Vader..?' Onbeweeglijk en met al z'n zinnen luisterde hij naar de stille duister om hem heen. Op dat ogenblik zag hij in het donker een licht aanflitsen, aan de overkant in één van de huizen had iemand een lampje aangedaan en deed dat nu weer uit. De fonkelende ster was, zo zag hij omhoogkijkend, eveneens verdwenen. Peinzend draaide hij zich af van het raam. Hoe fluisterend zacht ook uitgesproken, hij had vaders zegen duidelijk vernomen. Net zoals vroeger had vader hem zojuist gebensjt. Als hij het als kleine jongen ergens moeilijk mee had, dan legde pa z'n handen op z'n gebogen hoofd, prevelde een Hebreeuws schietgebedje en zond hem met een zoen op het voorhoofd gesterkt weer heen. Zo voelde hij zich nu ook, vol kracht en geladen met energie. Tegenover hem zag hij in het donker de contouren van zijn notenhouten bureau, daarop lag zijn levenswerk, zijn plan van onbeschrijfelijke grootheid. Vader moet hebben geweten hoe ik met de uitvoering van fase 1 in het slop ben geraakt, dacht hij. De hemel weet dat mijn wiskundige zoektocht wel wat nieuwe inspiratie kan gebruiken en daarom heeft hij mij zijn zegen geschonken. 'Baroech hasjem' klonk het vanuit het diepst van zijn hart en gestuurd door een onbedwingbare drang aan het werk te gaan, stak hij linea recta van het raam over naar zijn bureau.
40