toen rechtsaf een weggetje in. Dit pad, dat zich door een gemengd bos van grove dennen en lariksen kronkelde, leidde uiteindelijk naar een grote, open plek waar, omringd door een strak, groen tapijt van gras, het administratiegebouw stond. Voor Bram en Selma was het een bekende weg, de voorbije jaren hadden ze hier ettelijke malen samen met Aaron gewandeld omdat Selma zo graag dat administratiegebouw wilde bewonderen. Gebouwd in de 'Georgian Style' en de buitenmuren begroeid met groene klimop, had het veeleer het aanzien van een statig Engels landhuis dan van een kantoorgebouw. Aan weerskanten met buxus omzoomd en tegen de achtergrond van een woud van bomen, vond ze de aanblik ervan altijd sprookjesachtig mooi. Geen moment had ze kunnen voorzien dat het vooruitzicht dit gebouw te betreden haar zo kotsmisselijk maken zou.
Vlak voor de opengesperde entreedeuren hielden ze stil. De jongen stalde zijn rijwiel in een fietsenrek, waarna hij met een vluchtige blik hun kant opkijkend: 'Hier is het,' mompelde en door de deuropening verdween. Selma en Bram volgden hem op de voet en betraden een enorme hal waar ze, na het zonnige licht van buiten compleet overvallen werden door een alom heersende duisternis. Bovendien was het er kil en de stilte intens, Selma rilde. Van de roze kleur op haar wangen was geen spoortje meer te zien. In-wit en koud tot op haar botten kroop ze dicht tegen Brams arm aan en samen volgden ze de jonge verpleger. Terwijl de jongen op zijn gympen met geluidloze tred over de marmeren vloer de hal overstak, echode het geklikklak van Selma's blokhakken dwars door de holle, lege ruimte heen. Dat Bram wat verstoord naar haar
27