benepen stemmetje voor. Omdat Selma merkte dat hij angstvallig trachtte hun blikken te ontwijken nam haar onrust weer toe. 'Ik wil eerst weten waarom we daarheen moeten,' hield ze vol. 'De afspraak was dat we hier in het restaurant samen met m'n man soep en broodjes zouden gaan eten voor zijn verjaardag. Is dat veranderd? Of kan het niet doorgaan? Hij stond ook al niet bij de ingang van het terrein op ons te wachten. Is er iets met mijn man?' Ze slikte even. 'U kunt me gewoon zeggen als hij ziek is, hoor,' zei de flink. Het bleef doodstil. 'Nou?' drong ze aan. De verpleger wist zich geen raad met dat kleine vrouwtje dat hem met haar donkere, priemende ogen strak aankeek en op zijn antwoord wachtte. En die lange, met z'n zwarte baard, die als een zoutpilaar achter haar stond, eiste zo te zien ook ter plekke een verklaring van hem. Wat moest ie in 's hemelsnaam zeggen? Bijna smekend vroeg hij: 'Alstublieft meneer en mevrouw, gaat u nu eerst mee naar het hoofdgebouw. Ik mag u geen enkele mededeling doen.'
Selma verstijfde: 'Waarom niet, wat is er dan gebeurd?' De jongen begon onhandig te stotteren.: 'U, u..eh.., u hoort daar wel verder. Heus...' Bang en vragend keek Selma op naar Bram, maar hij schudde ter geruststelling met zijn hoofd, kneep daarbij even z'n ogen toe en tuitte tegelijk zijn lippen. Het kon immers heel goed een verrassing voor vaders verjaardag zijn, dat het joch niet mocht verklappen.
'Zullen we dan maar,' stelde de verpleger zonder enige geestdrift voor en begon langzaam, met de fiets aan z'n hand, in de richting van het kantoor te lopen. Selma kon geen woord meer uitbrengen en volgde met dichtgeknepen keel en lood in de schoenen, samen
25