hij zeker al binnen,' en glunderend voorspelde hij: 'Zo meteen zien we hem aan zijn vaste tafeltje zitten bij het raam. Wedden? En als we binnen zijn, dan feliciteer ik hem en zeg: "Mazzeltov met je priemjaar, pa!" Zal je hem zien opkijken!'
'Ach, hou toch op met die narrisjkat,' barstte Selma bijna huilend uit. 'Dadelijk zit hij er helemaal niet.' Bram fronste zijn zwarte wenkbrauwen. 'Waarom niet? Waar zou hij dan moeten zijn?' Om een naderende fietser te laten passeren trok hij Selma naar de kant van de weg en wilde zijn vraag herhalen. Maar de jongen op de fiets, een blonde krullenbol in een vale spijkerbroek en een wit T-shirt, kneep vlak voor hun in zijn piepende handremmen en kwam tot stilstand. Met beide voeten op de grond bleef hij op zijn fiets zitten en vroeg Selma: 'Bent u mevrouw Bloch?'
'Ja, waarom?'
'Ah, mooi,' zei de jongen en stapte van zijn fiets. 'Ik was al op zoek naar u.'
'Oh ja? Met welke reden?' vroeg Bram, hem met onderzoekende blik opnemend. Het blanke engelengezicht van de jongen kreeg meteen een kleur. 'Nou, ik... eh, ben verpleger op de afdeling van meneer Bloch en wil u vriendelijk verzoeken om mee te komen naar het administratiegebouw.' Met de fiets in de hand draaide hij zich om naar de richting vanwaar hij gekomen was. 'Wilt u mij maar volgen?'
'Het administratiegebouw?' vroeg Selma verrast en tegelijk een tikkeltje opgelucht dat ze daarheen werden meegevraagd en niet naar Aarons afdeling. 'Wordt de verjaardag van mijn man daar soms gevierd?'
'We kunnen nu maar beter eerst de kant van het administratiegebouw oplopen,' stelde de jongen met een
24