gevangene behoort niet tot de minste van de kwellingen van het kampleven.
Geen nacht ging er voorbij, ot er moest er wel een naar het toilet, wat haast niet mogelijk was zonder de anderen bij vertrek en terugkeer te wekken.
De dageiijksche poging om den deken van ongedierte te zuiveren, was. ook, nadat de handigheid was aangeleerd om 7U of 80 vlooien te vangen, zonder veel effect. In de Quarantame-barakken krioelde het van vlooien en luizen.
Voor ae acht Quarantame-barakken,» waarin aanvankelijk 7000 men-schen huisaen, later 14.UÜÜ, was één groot toilet gebouwd, zijnde een cementen bak, die soms door 400 man tegelijk werd gebruikt. Ook in den winter, bij barre koude in het stikdonker, moesten zieken op den tast hun weg zoeken om dezen gemeenschappelijken bak te bereiken. Geen weg lerode erheen, bij regen ol sneeuw waadde men in het donker door een modderpoel.
Gedurende de eerste twaalf dagen krijgt de gevangene in de CJuaran-taine-barak om de twee dagen een injectie, die hem moet beschermen tegen roodvonk, typhus en andere besmettelijke ziekten. Daartoe moet hij zich in het blok ontkleeden. Als allen geholpen zijn, wordt hij naar het woonblok teruggevoerd om zich aan te kleeden. Weer of geen weer, verblijft de gevangene korten of langen tijd met ontbloot bovenlijf in de open lucht, zoodat menigeen, om de typhus te ontloopen, een even moorddadige longontsteking opdeed.
in «je Quarantaine-barakken.
Het eten is er even slecht als in het groote kamp. Bij mijn aankomst in 1944 kregen wij 400 gram brood per dag, in 1945 was het rantsoen 250 gram plus een liter watersoep, waarin soms eenig groen, boombladeren e.d. werden meegekookt, terwijl twee keer per week slechte aardappelen, ongeschild, werden verstrekt.
Brood en soep werden tezamen uitgedeeld en onmiddellijk opgegeten. Dit is het eenige doeltreffende middel gebleken om diefstal van het eten te voorkomen. Het had het nadeel, dat men een te groot deel van den dag honger moet lijden.
Gegeten wordt op de slaapbritsen of zittende op den grond. Tafels en banken ontbreken. Vee! erger dan dit ongerief is de stank, die in de eetzaal alle etensgeur overheerscht. In den aanvang is de bedorven lucht van een 800 menschen in een zaal (later 1600 !) niet te harden. Het is een der weinige dingen waaraan het haast onmogelijk is te wennen.
De gevangenen, die worden binnengebracht, zijn voor een groot deel menschen, die in de kwikmijnen, de gips- of zoutmijnen of bij den onder-
6