71
„nooit meer te zien, daar ik nimmer vergeten zal, dat u het eerste „bedrijf van mijn treurspel verscheurd heeft. Geef u tante Roosje in „overweging een nacht in het Toevluchtsoord te gaan logeeren. Daar „vindt ze een hoop menschen die goeden raad noodig hebben. „Dag ouwe beste moeder! Van jóu hou ik.
„Aanvaard, WeldEdele Heer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting,
Uw dienstwillige dienaar Mozes A a r o n Scherpenzaal.
„Zoo kun j’m niet wegdoen,’’ lach ik.
„Zoo dóé ik ’m weg. Goeie kantoorstijl niet? Nou gooi 'k ’m ook dadelijk op de post.;’
„Ga liever slapen. Schrijf morgen met een frisch hoofd!"
„Nee! Morgen komt r niks van. Waar is de bus ?”
„Om ’t hoek-ie. Doe t nou niet overijld!”
„Zoo is die goed, uitstekend, ’k Kom direkt terug.15 Weg is-ie. ’k Lig soezerig, na-grinnekend om den mallen brief. Bons! Daar is-ie weer. — „Nou ga ’kmaffen!” — „Na-a-aclit!’’— Ik hoor z*n geregeld, rustig ademhalen tegen het zeil van de kanapee, hoor de vogels wild, druk fluiten, probeer mij iets te herinneren van den avond. Er ligt me wat koffiehuisdrukte, wat gonzig rumoer bij. Dan wil ik aan Georgine denken, aan Geor-gine. Maar ’k ben te moe. Ik kan er niet toe komen ... hoe ze er uitziet.... hoe d’r oogen zijn.... hoe d’r neus is. Ik wéét ’t niet meer. D’r haar zit zoo. Maar d’r gezicht ? D'r haar zit met golfies.... Maar d r neus .... Wat kraait die haan! Nou lekker slapen met je hoofd in de deuk van je kussen.... Steene heeft ze in d’r oore .... groen en wit.... zéker valsche .... Wat lekker nou.... Wat was die Duif bezope .... bezope ....