69
Nou zal ik doen wat ik wil! k Ben nóu pas jong. Toen
’k vannacht op me bed lag, al die havelooze kerels zag naast
elkaar —, wat heeft me dat n indruk gegeven! — je moet ’t gaan zien, 't is luguber — én de eenzaamheid voelde van al die stakkerds én de schoenen voor de bedden zag en buiten de tram hoorde rinkinkelen — toen kwam ’r iets over
me, zoo een verdomde ontroering, zoo een gevoel van wat«
is-die-wereld rot, wat valt ’r nog alles in te doen, wat ben ’k ’n gemééne, stinkende, willooze bourgeois, wat moet ’k ’n boel aan mezelf veranderen ... Gisteravond ben ’k een heel eind wakker geworden. Laten ze thuis maar vegeteeren! Op géén Sjabbestafel rust zegen zoolang er toevluchtsoorden zijn! Wat? De wereld is ’n zwijnenpan! Zoolang ’r lui zijn die van honger verrekken, hoef je jezelf geen martelaar te vinden als je je lekkere burgerpot, je dagelijksche vleesch-ie met groenten en aardappelen én nog wat na en nóg wat na, voor wat vrijheid inruilt, voor wat verzen, voor wat goddelijke verzen. Heb ik gelijk ?”
„Als je meent naar je eigen geweten góed te handelen, heb je natuurlijk gelijk. Maar je moeder, zie je .. . .”
„Voor die spijt ’t me. Da’s ’n goeie vrouw” ....
„’k Zou ze twee woorden schrijven.”
„Daar krijg jij de last van.”
„Ik? Ik kom ’r niet op an. Ik heb n dikke huid.'’
We zijn er. De dikke vrouw van no. 48 gooit net ’n emmer water uit. Morgen weet de heele buurt hoe laat ik ben thuis gekomen.
„Ga jij nou maar in de alkoof, Scherp.”
„Ben je gek! Ik lig al!” — „Hier heb je een van de dekens.” — „Weet je wel dat je heerlijk in je kleeren maft, als je de knoopen en banden losmaakt," — „Best mogelijk,” — „Jij zit ook niet in je vet.” — „Nee. Botjeswinkel, hé?” — ’k Sta in mijn tricot.— „Wat is dat voor ’n vrouw, die Georgine — heet ze zoo niet?” zegt hij. — „Nou ’n vróuw.... n vróuw” .... — „Z’ is verdomd mooi.” — „Mooi is ’t woord niet.... knap.” — „Je mag je sokken wel is laten stoppen, ’k Zie meer vleesch dan sok.” —
— „Leg-ie goed?” — „Best! Heerlijk! Geef Mei is an.” — Ga je
nog lezen !” — „Effen Wat is dat mooi, hé .. .
„Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
„Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,