Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



53

handen. Juffrouw Bok stond achter als gek te kijken. Mag ik u voorstellen: Juffrouw Bok, zeg ik. Aangenaam, aangenaam, zei hij weer, is ’t gepermitteerd u een visite te brengen ? Meneer, zeg ik, ’t komt wel wat ongelegen. Mag ik dan van avond terugkommen, zegt-ie. Goed, zeg ik, blij da’k ’m kwijt was. Maar verbeel je, zeg, daar wordt om negen uur gebeld, brengen ze zes dozijn oesters en twaalf flesschen chèmpie. Da’s verkeerd bezorgd, zegt juffrouw Bok. Laten we annemen wat we krijgen zeg ik. Juffrouw Bok en ik beginnen an de oesters — zülleke groote Zeeuwsche! —•, maar daar wordt wèer gebeld. Draai gauw ’t licht af, zeg ik. Toen had je ons moeten zien —, de oesters op tafel, de lamp op zoo’n pit en wij an ’t giegelen. Zes, zeven, acht maal ging de bel. Toen ree-die weer weg, konden we verder eten.” „Wat hè-je met al die chèmpie gedaan ?” vraagt Duif.

„Nou, die heeft z’n weg gevonden,” lacht Georgine.

Ik kijk Scherp an. Hij mij.

„Ha-je mijn maar ’n flessie gezonden!”

„Weet je nog wel van”..., begint Guus.

„Dames en heeren.”

Het jongmensch bij de piano staat op, zegt dat-ie ’n paar voordrachten zal houden. Guus stoot Duif aan. Het wordt stil. „Eerst het Lied van Tingeling, dames en heeren!”

De hoofden buigen naar den spreker. Sigaren walmen in nevel. Het geluid snort, gerekt, drenzend woord voor woord. Na het eerste vieze, gore couplet, couplet dat denken doet aan dronke-mansbral in een bordeel, kijken we elkaar verlegen aan, Scherp, Dirk, ik. Karel klapt in de handen, lacht met lange hoholachen. Guus houdt ’t hoofd afgedraaid, Duif verwriemelt haar neus in een kapotten zakdoek. Georgine durf ik niet aankijken. Ik voel me afschuwelijk gegeneerd.

Bij de piano luistert de dikke, opgedirkte vrouw. De sigaret inde ringen vingers is tot haar knie gezakt. Ze volgt de woorden van ’t zingend jongmensch met een breeden lebberglimlach op de witte paf konen. De studenten glimlachen, rooken. Altijd met den wreed-ingebeten trek om zijn mond, zet ’t jonge menschhet tweede couplet in, sommige woorden uitsnauwend, dan weer lachend met een pruimenmond. Harder, gemeener, vuiler, drenst de liederlijkheid door de lage, warme kamer, ’t Is ’n rotte nabootsing van den rotten Chat Noir, gewild-smerig, gezegd met fluweelen tong, uitgespogen met den lust, alleen óm den lust

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.