Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



^Wat zeg je ?” vraagt ze verwoed.

„Dat je nooit liegt.”

„As je nog langer ouwehoert, ga ’k er vandoor!”, dreigt ze.

„Voor mijn part!”

„Kom nou Dirk,” zeg ik, meelijdend: „schei nou uit. ’t Is zoo onpleizierig voor ons om jullie quaesties an te hooren.”

„Goed” — zegt-ie norsch: „maar dat zeg ik jou, dat als je me ... als je me ooit verneukt... ik je je hersens insla.” In een driftigen ruk drinkt-ie z’n glas leeg.

„Daar ben je laf genoeg voor,” sart Guus.

„Wat worde jullie tragisch,” roept Duif: „Dirk, nou ben je precies Othello!”

„Othello met ’n bril!” lacht Karel.

Zes heete cognacgroccies worden besteld. Koffie voor Georgine. Ze zit naast me. Haar voile heeft ze teruggeslagen. Voor ’teerst zie ik van dichtbij haar werkelijk gezicht, dat wonderlijk veel kinderlijke trekken heeft.

„Weet je waar die kelner op lijkt?”, zegt ze op eens. „Nee,r— zegt Duif. — „Guus doet die kelner jou niet an iemand denken ?” — „Ja ... an ... an ... ’n erg bekend gezicht.” — „ ... Op die graaf, vin je niet?” — „Nou je ’t zegt ja. Precies de graaf.” — „Wat ’s dat voor ’n graaf?”, vraag ik. — „Ach, iemand die we graaf noemen.” — „Zie je’m nog wel is, Georgine?” vraagt Guus. — „Laatst is-die nog in Arnhem achter geweest, Toen wou-die met alle geweld chèmpie geven.” — „Was-die weer dronken?” — „Natuurlijk.” — „Hahaha !” — „Over wié hebben jullie ’t toch ?” — „Over niemand.” — „Ja, je heb van die gekke lui,” vertelt Georgine : „ik herinner me nog ’n ouwe baron, ’n baron met ’n kale kop en grijze bakkebaardjes. Die werd verliefd op me, zeg! Dat had je moeten bijwonen! ’t Was om je dood te lachen. Eiken avond prachtige corbeilles en bouquetten, zeg! Eens zat ’r n diamanten ring in, ’n echte, hoor. Van diamanten heb ik verstand. Dat begrijp je. Ik nam natuurlijk alles an. 't Is beter in de wijde wereld dan in ’n klein gaatje! Toen ben ik op ’n middag thuis, wordt ’r gebeld, Juffrouw Bok, roep ik: ik ben niet thuis. Maar ze had ’m al boven gelaten en daar stond-ie-me voor me in ’n herrie, in ’n vuile herrie, ’k Was zoo wat net me bed uit. De waschkom stond nog op de tafel en Kaatje liep in d’r nachtponnetje rond. Aangenaam, aangenaam zegt-ie met zoo’n diepe buiging. Aangenaam — zeg ik, met ’t friseerijzer in me

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.