Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



46

„Ja, de bakkers die hebben ook geen prettig leven.” — „Nee, allesbehalve” ....

Krankzinnig zijn zulke gesprekken, waarbij je aan andere dingen denkt; ik over de hand op m’n arm, over het zachtzinnig-goede dat over je komt als je ’n vrouw naast je voelt —, zij over weet*ik-wat. Gelukkig komt Karel naar ons toe.

„Jongens, we gaan niet naar Dirk. Guus heeft ’n idee. D’r mot zoo’n geméène societeit in de Pijp zijn. Gaan jullie mee ’n kijkie nemen?” — „Nee, dat wordt mij te laat.” — „Komjuffrouw.” — „Nee, ik heb de huissleutel niet.” — „Dan gaan we ’m effen halen.” — „Nee, ’t wordt zoo laat!”— Toe nou. Als ik ’t vraag ?” — „Nou dan ’n uurtje. Maar dan eerst langs de Albert Cuyp.” — „Waar zit Georgine?” roept Duif. — „Die loopt achter met Alfred!” — „Kom nou, niet achterblijven jullie twee! Geen ge-hoer hoor!” — „Kalmpjes wat, Duif. Niet zulke aardigheden,” zeg ik gepiqueerd. — „Ben je weer op je teentjes getrapt ? Pas maar op voor’m Sjorsjien. Al die mense met gladde smoele zijn stiekemerds.” — Georgine laat mijn arm los, gaat inloopen tus-schen Guus en Duif. Ze snappen en lachen. Zij heeft ’n mooien prettigen, jongen lach.

„Dag Alf,” zegt Scherp, die op eens naast me komt. — „Hé, waar liep jij?” — „Vlak achter je.” — „’k Had je niet gezien.”— „Nee, je leek wèl in druk gesprek. D’r is groot nieuws.” — „Wat dan ?” — ,,’k Ben weggeloopen!” — „Kom nou !” — „Op mijn woord.” — „Wanneer?” vraag ik danig verbaasd. — „Gister.” — „Waarom ben je dan niet bij me geweest ?” — „Gister heb ik tweemaal, vandaag driemaal gebeld. Je dee niet open.” — „Ik maak principieel nooit open als ’r gebeld wordt. Je had tegen de ruit moeten tikken.” — „Dat wist ik niet.” — „Waar heb je van nacht dan geslapen ?” — „In het Toevluchtsoord. ’k Moet zuinig zijn.” — „Maar wat is ’r dan gebeurd ?” — „Dat kan ik je niet in een paar woorden zeggen. Hij heeft me den huissleutel afgenomen! Dat moest ’r nog bijkomen. D’r was ’n ruzie ! ’n ruzie! ’k Zal je vannacht alles vertellen, ’k Moet bij je slapen.” — „Uitstekend. We zullen loten kanapee of bed.” — „’k Zal de kanapee wel nemen.” — „Dekens zijn ’r genoeg. Maar lakens. Enfin, we zullen zien.” — „Zeg ’r niks van an de anderen, hoor je ? Die hebben ’r niks mee noodig.”

We zijn in de Albert Cuyp. Beneden een tapperij. Boven wonen drie gezinnen. Georgine belt an, „Ben u daar juffrouw Bok?” —

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.