41
je hiér gemakkelijk zeggen, kalfskop, hier in ’n aangename kroeg. Nee, papa, alles slaat terug op deze dierbare bourgeoisie die gebouwtjes van eer én schande heeft opgetrokken. Ik vind het ver-koopen van je lichaam, zie je, het verkóopen, zoo iets afschuwelijks, dat ik het grootst medelijden heb met hoeren en het noodlot van haar beetje arm leven. Maar als man heb ik hetzelfde „respect” voor ze, dat ik heb voor alle mercantiele vrouwen, voor vrouwen met uitzet, voor vrouwen die geld aanbrengen, voor vrouwen die verliefd raken op epauletten, voor vrouwen die hengelen naar een titel — je weet wel, het huwbare zoodje! Wat is er voor onderscheid? Wat? Is ontwikkeling niet aan geld gebonden, maatschappelijk toeval, maatschappelijk onrecht, maatschaplijke diefstal ? Wordt de dochter van ’n erg-hoogen, erg-rijken „meneer” verleid door ’n koloniaal, die over zes weken moet uitvaren ? Trouwt ’n kolonel (da’s me ’n hooge!) met ’n keukenmeid die niet schrijven kan? Zit het heele huwelijk, de heele eerbaarheid van vandaag niet vast
aan de stinkende sociale toestanden, aan” — „Hahaha!
Hahaha!” — „Waarom lach je nou?” — „Wel jij redeneert zoo grappig! Van je ideaal-huwelijk, je kaarsen en je bloempotten, ben je verzeild geraakt in je eeuwig socialisme. Wil je een groccie? Aannemen! Twee groccies!” —... „Of je ’r nou om lacht, stom groen, bourgeois-foetus, stommeling!” . ..., zei ik heftiger. (O, als je in ’n koffiehuis begint te redeneeren, komt ’r geen eind an) „of je ’r om lacht de redeneering is juist. En als ’k zoo lang gekletst heb is ’t om jou te overtuigen. Anders niet. Wat ik bewijzen wou, héb ik bewezen : er is géén huwelijk meer — er is een normale, geziene, erkende, eerbare koppeling, per contract op ’t stadhuis — verder zijn er [egoïste, stompe, bruute, dierlijke mannen, zieke vrouwen én vrouwen die haar jong lichaam moeten exploiteeren tot de maag die ze dwong, ze in de snijkamer brengt. Er zijn uitzonderingen, waarschijnlijk, maar ik ken er geen. In onzen „stand” heb ik nooit anders gezien, nooit, nooit, nooit! Jouw zuster heeft zeker ook ’n bruidschat meegekregen?” — „Mijn zuster? Da’s olie in jouw vuur. Die is geschadjent Hahaha !” — „Wat is dat?” — „Wel, alles ging schriftelijk. Ze had m’n zwager nog nooit gezien. De oudelui bepaalden de condities, de koopsommen. Toen zagen ze elkaar, waren twee uur later geëngageerd, drie dagen later verliefd, twee maanden later getrouwd.” — „Nou zijn ze zeker érg gelukkig?” — „Jawel. Werkelijk gelukkig.” — „Natuurlijk. Dat lapt ’m de ongewoonte. Een wildvreemde duif