Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



34

Als ze je voor niks laten komen, krijg je ’t gevoel van ’n Hoogere-burgerschool jongen, die an ’t scharrelen is en door’t dienstmeis-meissie uitgelachen wordt.” — „Jij ben in alles pedant.” — „ .... Wacht is!.... Is ze daar niet ?” — „Waar?” — „Links van de leestafel. Met dien gelen hoed?” — „Nee. Zoo dik is ze niet.” — „Laten we dan maar weggaan.” — „Nog vijf minuten.” — „Nee. Wachten is ’t beroerdst dat ik ken.” — „’k Kan wel zien dat jij weinig afspraakjes maakt.” — „Wel mogelijk. ’k Begin er te oud voor te worden.” — „Dat maakt je melankoliek.” — „Beste jongen, wor ’r nou niet kwaad om, maar van mijn melan-kolie snap jij geen bliksem.” — „Ik snap ’r zooveel van,” zegt Karel, geprikkeld: „dat als jij ’n vrouw had, je minder an allerlei onzin zou denken!” — Ik antwoord niet. Wat gaan mij z’n platte beschouwingen an! Zenuwachtig kijk ik naar de klok, naar de deur, trommel met de vingers op tafel. — „En of je je nou maar zoo houd,” zegt hij weer: „jij wil wat graag verder kennis maken. Jij ben net zoo ijdel als èlk ander man. O zoo.” — „’k Geloof niet da’k dié soort ijdelheid heb.” — Waarom had je ’r dan zooveel pleizier in, toen ’k je zei dat ze je ’n nétte jongen vond?” — „D’r ligt me niet dat an gelegen. Voor mijn part vindt ze me ’n patser.” — „Jij wil altijd anders!” — „Ga je mee?” — „Aannemen!” — Uit ons humeur gaan we de Slok uit. Hij, omdat ie ’n * mal figuur slaat met z’n afspraakje —, ik, om den gebroken avond en óm, en óm, en óm ijdelheidsredenen. Dat voel ik wel. Als ik er buiten denk te staan, liég ik. — „Ga je mee naar Mast?” „Nee. Strakjes, ’k Heb om half twaalf ’n afspraak met Scherp, die me wat voor moet lezen.” — „En als Georgine gekomen was?” — „Dan had ik hém laten wachten.” — „Kom je zéker bij Mast ?” — „Ik denk ’t wel.” — „Nou, tot straks dan.” — „ Adi.”

In ’t hoekje achter de deur van de Bar zit Scherpenzaal. — „Nou al groc?” vraag ik verwonderd. — „’t Is m’n twééde, ’k Drink ’r nog véél meer. ’k Hè-weer zoo’n goddelijke ruzie gehad ! Jij ook groc?” — „Nee! Laat die zwijnderij maar staan! Je mot niet drinken. Da’s de grootste pest. Johan, breng maar twee kleintjes.” — „Ik wil geen koffie!” — „Nou en ik wil niet dat je groc blijft hijschen!” — „Nou, dan niks.” — Maar als de koffie en de geslagen room voor hem staan, verandert-ie van gedachte. — „Kom je van huis?” — „Nee, van de Slok” — „Wat ben je daar wezen doen?” — „Afspraakjes met ’n vrouw wezen missen.” —

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.