Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



30

Een poos loopen we weer zwijgend, dan zeg ik zeker en lieel rustig: „Als je ooit moed genoeg heb, Scherp, om met ’m te breken, kun je bij mij komen inwonen.” — „Dank je Alfred. Weet je wat gek is? An jou heeft-ie zoo stierlijk 't land. Iemand die zulke liederlijke boeken schrijft, zegt-ie, is ’n gemeen individu.” — „Dat kan wel,” glimlach ik.

We zijn bij den Amstel.

„’k Zal je nog een eindje brengen,” zeg ik, wat opgeruimder door de nachtfrischte.

„Zeg, Alfred,” hij weer. — „Ja.” — „Waarom kom jij toch haast eiken nacht bij die lui?” — „Eiken nacht is wat sterk.” — „Zoolang ik je ken, blijf je ’r na één uur plakken.” — „Dat is de schuld van Yening Meinesz.” — „Wat is dat voor onzin?” — „Yroeger ging ik om éen uur naar de Quelle. Die bleef tot twee uur open. Na tweeën was ’t Mosselenhuis de societeit. Dan ging ’k om drie uur naar huis.” — „Zit je dan zoo graag laat op?” — „Yroeger niet. Maar als je laat gewerkt heb, bijv., tot twaalf, half een, wil je ’n luchtje scheppen, wat afleiding hebben. Ik heb wel geprobeerd thuis te blijven. Dan zette ik koffie, stak ’n versche pijp op. Je kunt niet naar bed gaan als je op je zenuwen drijft. Maar dan voelde ik me zoo verdomd eenzaam, zóó triestig, leek de heele dag me zoo leeg en de nacht zoo vrééselijk lang. Yooral den komenden morgen zie je ’s nachts zoo grijs, zoo vaal, zoó-weer-hetzélfde voor je. Er hoort meer resignatie toe dan ik heb om te werken altijd op je kamer, altijd ’t werk, ’t wérk, ’t wérk. Dat wordt vreugdeloos, dor, ’n marteling. Dat mat af. Dat vermoordt je. Als ik zoo’n half uur bij m’n koffie, rn’n pijp gezeten had, kleedde ik me an, liep de stad in, naar de Nes, naar de eerste de beste gelegenheid om er te kletsen over wat ze maar wouen, met de eerste de beste meid. Dat dee me genoegen. Dat gaf me veerkracht. Gek, hè? Mal, hé? Met zoo’n meid praatte ik liever dan met een van de koffiehuiskennissen. Later ontmoette ik Dirk. In z’n tijd was ie ’n gevoelige jongen, een die soms in goeie buien fragmenten uit Mei wérkelijk mooi kon voordragen. Nou is die abruti. Soms komt nog ’t ouwe in ’m boven. Maar als je zit in de vuilniskar van zóó’n passie, ben je voor de haaien. Dirk inviteerde me. Dirk was óok ’n nachtuil. Nou dat weet je! En ’t was ’n bizarre wereld, hetzoodjevan de kabotijns, die samenhokten in De groote Slok, in de Catacomben. Je ziet er eiken dag wat nieuws, wat anders, nog iets méér gemeens,


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.