Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



802

... „Laat ’m maar gaan moe, die goeie beste piepa. .. Als*ie ’r plezier in heeft,” suste Gerda. — „Als ik éen zoo ’n vlerkje op heb,” zeide Jules, z’n witte handen wrijvend, . ..: „heb ik voor twéé dagen genoeg... Wat ’n kolossale beeste! Ik heb ze nog nooit zoo groot gezien,” — „Ja ze zijn énorm,” knikte Busse: „wat zegt onze schrijver er van?” Als hij zoo iets zei won-ie ’t hart van vader, die boeken schrijven ’n nutteloos ding vond, maar na ’n paar krantenrecensies, waarin zijn naam met „lof” met „veel lof” genoemd werd, nooit verzuimde voor te stellen: „Mijn zoon... de schrijver.” — „Ja ze zijn heel mooi,” zei ik verheugd, met meer honger dan lust tot gepraat. — „Oe, wat knars u oom,” zei Tilly, de vingers in de ooren stoppend. — „Ja da’s ’n akelig geluid.” — „Vind u ? Ik kan ’r best tegen.” — „Jij kan tegen alles... Wil je gelooven dat-ie laatst heeft geholpen om iemand die uit ’t raam was gevallen en die zoo akelig bloedde, zoo vréé-selijk bloedde, op ’n kar te leggen?” — „Wat is ’r dan an,” verdedigde zich Busse, blij dat zJn heldenfeit zoo hoog-op aan tafel verteld werd. — „Praat alsjeblief niet van bloed,” vermaande tante : „als Tilly ’r maar van hóórt spreken valt ze flauw.” — „Gut, ik vin niéts griezeligs an bloed. Maar krassen over zij. Da’s verschrikkelijk.” — „En ’n spinnekop dan? Ben-jij ook zoo bang voor spinnekoppen ?” — „Nou ’k zal niet zégge dat spinne-koppen tot mijn geliefde huisdiere behoore ... maar bang, née .. . waarom bang... ’n spinnekop zal je nooit kwaad doen. — „Ben je nog in dat damescomiteé, Co?” „Bedoel u van armenbezoek ?” — „Ja... Waar die dames Polte en Yinlij ook lid van zijn ... en die advocaat... Is ’t niet ?” — „O ja ... Elke week vast... ’t Is héél interessant... Maar altijd zoo’n lucht van pijpjes en menschjes in die huize ... Yreèselijke menschjeslucht. . . Da’s ’t onaangename.” — „Kom geef nu eens door... Nee, Caro-lien, bedien je nou goéd ... D’r is genoeg... D’r is in overvloed ... Waar is Antje nou?” — Coba drukte op ’t knopje van de elec-trische schel die aan de gaskroon hing en ’t proper dienstmeisje, dat de deur geopend had, nam den schotel over, bediende de gasten een voor een. — Dat gaf een vergenoegde stilte. — Ze bedienden zich of hapten al. ’t Roode licht van de gasbranders zette de hoofden in verjongde lijnen. Alleen Jules zag er geler, ouwlijker uit. Toen hij met nichtje Jeannette huwde leed-ie al aan zijn ziekte, ’t Huwelijk, ’t samenleven met een gezonde, zinnelijke, jónge vrouw schrapte ’t vernis weg dat een „kuur” hem gegeven

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.