292
hèm... Elleke avond bij La Fuente visch koope ... en sardines koope ... en gerookte paling ... en blikkies zallem.... Dat dóet geen vrouw die op ’t boeltje van d’r man past. .. Vroeger dee ik ook allemaal zulke dinge ... kon ’t me niks verdomme hoeveel geld ’r voor me uitgegeve werd... maar tegenwoordig, tegenwoordig ben ’k tóch wel een goed vrouwtje niewaar Alf en hou ’k de cent e bij mekaar, als ze d’r zijn, niewaar ?... Maar Guus ... ’k Zat me dikkels te ergere... Altijd de baas spele... Altijd ’t hoogste woord... Altijd geld wegsmijte... En als je me nou eerlijk vraagt: denk je dat ze hem voor ’t éérst bedroge heeft ? ... God, wat was jij onnoozel Dirk... Begreep-je dan niet, dat ze je altijd zat voor te liege ?... Weet je nog die avond bij Apollo . .. toen hij zoo woedend was op die gemeene liedjes ... Herinner je je niet meer?... Toen had ze je al te pakke !... Niemand van ons geloofde dat zij de heele avond was thuisgebleve ... Dat kón zij niet en dat kan ze nog niet. Als jij voor d’r deur stond, was zij met andere uit. Anders niet! Van d’r verhalen van d’r moeder en d’r zussies geloof ik geen jota !... Wees jij de verstandigste en geef jij haar de bons... Je zult is zien wat ze dan ’n moeite zal doen om ’t weer goed te make ... en als jij dan voet bij stuk houdt. .. heeft zij de pest in.” — „Ik weet ’t niet.. . Ik weet ’t niet,” zei Dirk, suf, moe. — „Heb jij alles voor die vrouw gedaan?” vroeg ik weer. — „Alles. Bij Gód.” — „Wil je verder met ’r leven ?” — „God mag me verdommen als ’k ’r ooit weer anraak!” — „Dan ga jij jouw weg en laat haar doen zooals zij wil... Met van ’n vrouw te houen, heb je niet ’t recht op haar leven en zoo’n oneerlijke daad moest je zóo stuiten, dat ’t je niet in je gedachte moest opkomen om er wraak over te nemen...” — Dof luisterde hij, oud-van-zitten en mijzelf klonken die woorden vréémd. Als ik Georgine aankeek, die bij zijn stoel stond, flitsten woelingen van wraak door mijn hoofd bij ’t bedenken hoé ’t wezen zou als ik zoo iets van haar hoorde. Dirk scheen iets dergelijks te voelen. — „ ... Jij heb makkelek lulle,” zei hij : „jij kunt ’t bérédénéere ... Théorie is zoo godluizig mooi... zoo verdomd-mooi... ’k Wou jou wel is zien” ... —Koppig hield ik aan : „ ... Nou, dat méén ik ... dat méén ik ... Een vrouw bedriegt ’n man alleen als ze mooi weer speelt en ’t mèt ’n ander anlegt... Als ze je eerlijk zegt: zóo en zóo — ik hou niet meer van jou en ik wil vrij zijn — dan heb je geen récht ’r te houen en dan bedriegt ze je niet... Guus hééft jou bedrogen ... ver