Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



290

ouden bankier, die wel eens bij De Mijtelaar „soupeerde”. Zij was dronken. Hij, ook dronken, bevoelde haar bloote armen tot onder de oksels. Achter onze maskers hadden we verbaasd toegekeken. Dirk kwam toevallig den volgenden dag bitteren. Geor-gine was in de keuken.

„Ben je uit de stad geweest?” vroeg ik. — „Uit de stad? Welnee. Hoe kom je daar op?” — „Was je op ’t Bal-masqué in het Paleis?” — „Nee. Guus was niet lekker.” — „Niet lékker? Wat scheelde ze?” — „Maagpijn. Om zeven uur is ze al in bed gekrope.” — „Zoo. Heeft zij je dat verteld?” — „’k Heb haar zelf naar huis gebracht. Wat vraag je toch? Is ’r wat?” — „Weet je dat ik je eens op m’n woord beloofd heb, je te zullen waarschuwen?” — „Wat is ’r dan?” — Z’n gezicht spande in aandacht. — „Guus was gister dronken op ’t Bal-masqué met dien ouden zwabber Van Gooi.” — „Mèt?”... — „Met Van Gooi, die alles kóópt, die ’r tracteerde op oesters en champagne.” — Ge-bukt-zittend voor z’n bittertje, zei hij alleen maar dof-woedend ^ „ Wel godverdomme... Wel godverdomme.” — „Als ’r mogelijkheid bestond voor ’n vergissing zou ’k m’n mond gehouen hebben. Maar die mogelijkheid was ’r niét. Georgine en ik hebben ’t duidelijk gezien.” — Bleek-zwijgend, hoekte hij in den leunstoel, de oogen onzichtbaar door ’t glad-glimmen der brilleglazen. — „Ze had zich gedémaskeerd in de souperzaal... Ze was dronken .. . lachte akelig-hard... Ik had vanavond bij je aan willen komen.” —Roerloos hokte z’n lichaam. De brilleglazen spiegelden in ’t lamplicht, ’k Verschoof om z’n óógen te zien—„Wat’n sekreet,”

— gromde hij, heesch: — „wat-’n sekréét...” — „Je zult verstandig doen haar af te schrijven ...” — „ ... Wat schrijven!... Wat schrijven, Goddoome!... God mag ’r genadig zijn als ’k ’r zie, die hoèr, die hoèr!” — „Wees verstandiger kerel...” — „ ... Nou ’k geen cente meer heb ... Nou me zaak in aardappele en kole naar de gloeiende verdommenis is ... Nou ’k ’r niet meer kan voéren ... Die hoèr!... Dat sekréét!... Als ’k ’r hier had! Goddoome... als ’k ’r nek tusschen m’n poote had... Godverdomme !.., Godverdomme !... ’n Man zoo gemeen te belazeren !... Dat krèng!” — Rood uitpuilden z’n oogen achter de brilleglazen. De aeren van zijn slapen zwollen in ’t bleeke vel. — „Wat gebeurt hier ? Hebbe jullie ruzie ?”, vroeg Georgine die uit de keuken kwam. — „Nee, Mol. ’k Heb hem van gisteren nacht verteld.”

— „Waarom heb je dat nou gedaan, Alf!” — „Om ’m te waar

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.