Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



206

halen waren om an tafel te doen? Wat’n onzin, beweerde Karel: je kan mijn niks zoo gek of zoo vies opnoemen als ’k an tafel zit, of ’k eet ’r bij door. Dat wou Dirk wel is zien. En als Karel dan ’n hap in z’n mond had, zei Dirk: nou mot je je verbeelden dat je kauwt op den grooten teen van Duif, die ze in geen tién jaar gewasschen heeft. — Wel wat Tn sloerie! Hij zou zulleke schoone teenen hebbe, zegt Duif. Vraag maar an Stien. — Wat Stien bleekjes-blij dee zeggen dat ma elleke week d’r voete waschte. — Nou dan op ’n rotte paardevijg vol slijm, zei Dirk. — Paardevijge is wat lekker met saus d’r over, zei dan Karel. — As ze niet ophielde met die vieze praatjes, zou Guus van tafel opstaan. — Zulleke vuilike. Ze maakten d’r misselijk. — As ze niet woue hebbe dat ze ging spoege... — Of Moos nog niet goed was met z’n ouwe heer? — Nee. — „Wat ’n toeval, Alf — toen-’k vandaag met Trees gearmd liep op de Nieuwendij k, kwam ’k me neef Tobie tegen, die ook gearmd liep! Wat ’n lol, hè! Je had z’n gezicht motte zien!” — Wat die Duif toch ’n lamme bliksem was om met de pitten van de olijven te gooien. Goed om je ’r later ’n ongeluk over te vallen. Guus at niet meer. Die had maagkramp. D’r corset moest uit. En ’n brand e wijntje. — „Ik begrijp niet wat*jij voor last van je corset heb,” zei Trees: „ik heb nummer 46 en niks geen last.” — Wat of dat nou voor liege was: ze had vijftig. — Nou, daar dée ze wat om. — Wat of Georgine had? Twee en vijftig. — Nou, zij had vier en vijftig en altijd last. — En wat of Duif had? — Zestig. — Nou als Duif geen vier en zestig had liet Guus zich hangen. De citroen vla ging in ’n wip op. Er werd mee geknoeid. Duif smeerde Karel in en Karel Duif. Of ze zich nou niet is ééns behoorlijk gedragen konden. En dan op eens ’n schrik. God, wat scheelt Stien? Stientje! Stie-ie-ien! Zeker flauw gevallen van de hette. —Gamv *t raam opengooien. — Wel nee, niet van de hette. Ze kon niet tegen eten op den laten avond. — Ga jij dan effen water halen, Guus! — Ik kan niet met me open lijf door de komve gang! Ben jij dan goverdomme te lui om op te rijzen, Duif! — God, wat make jullie *n kakkie om niks! Laat ’r maar stil effenlegge. Ze komt vanzelf bij. ’t Is niks! Ze het ’t wel meer. Da’s van ’t vreten. Dan het ze te véél gevrete. —

Met het doodswit gezichtje lag Stientje op de bruine kanapee, ’t mondje halfopen, ’t oogenwit zwakjes te zien. Duif wreef gele ciroenvla op haar koon, stond met ’n verveeld gezicht bij ’t hoofd

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.