186
en geeuwde eens en ging languit liggen op de canapee met niks geen idee, zoo moe en zóó down... En dan kwam ze in een zij en hemd... en kwam bij je zitten en draaide an je snor en begon nog is te zaniken om ’n flesch — dat ze zoo’n dorst had — dat ze ’t anders niet twéémaal dee — en dan vertikte je ’t — en dan ging ze op bed — alles vreugdeloos, ellendig, en dan dacht je terwijl an andere vrouwen — kneep je oogen dicht — met je oogen open zou je niet gekund hebben — dacht an ’n buurmeisje of an ’n vrouw die je wTel is in de Kalverstraat in ’n winkel zag öf an ’n kennis uit je kinderjaren... Gemeen hè?. . . Maar ’t was zoo... Altijd dacht je an andere, zag je de andere, kwam je op die andere klaar.. . En als ’t gebeurd was, zelfs nog terwijl ’t gebeurde, kroop ’n triestigheid in je op, dat je iets ellendigs, iets onnoembaar-vuils had gedaan... en je bl eef op ’r liggen, leeg an leven, leeg an opgewektheid, leeg an veerkracht... je lippen stilletjes afwrijvend tegen ’t kussen ... tot zij ’t eerst zei: wille we ons gaan wassche... Dan ging zij de deur uit, bleef je liggen, slaperig-vermoeid, met droge oogen kijkend in de gasvlam, luisterend naar de piano aanrinkelingen van benee .. . Maar dan stond je op en begon je te wasschen, góéd te wasschen met zeep, bang om iets op te loopen. — God wat ’n schrikkelijke dingen — spoelde je mond met wTat wijn na . .. en dan kwam ze weer binnen met de kouwe kilheid van de gangen an d’r lijf, kroop weer in bed en zei: nou mot j’t is langzaam doen da’k ’r ook wat an heb — of zoo iets — en dan lei je stil naast ’r zonder verlangen, levenszat, vroeg hoe ’t met d’r zuster of d’r moeder ging — de verhalen van die stumpers! — en of de dokter nog altijd geregeld kwam voor de keuring — en dan kwam de gouvernante nijdig op de deur bonsen — of we nog niet klaar waren — dat ’r ’n heer beneden zat te wachten — of zoo iets — en dan zei de kleine blonde: haast je dan wat! en dan ging ’t wéér, wond je je op, dacht an ’n meisje dat je jaren, jaren geleden eens ontmoet had, of an ’n meisje dat je gekend had toen je nog op ’t gymnasium ging... en dan kwam zij klaar en begon te huilen, te snikken — zulke vreemde gevallen van hysterie — en dan lagen we, lagen we als twee klompen vleesch naast elkaar, met de oogen gesloten op ’t kussen ... kwam de gouvernante nog is kloppen — dat ze d’r beboeten zou, dat de meneer benejen ongeduldig werd — en dan ging de kleine zich wasschen, boven, op de Bazar, kleedde je