Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



163

„Wil je je bek houen! — Hè? — Piet zeg jij ’t.”

Pietje blijft — nou die alleen in de deuropening staat, de lamp ankijken, peutert in z’n neus, zegt dan:

„ .... Moe vraagt of die pannekoeke .... of die pannekoeke ... of die pannekoeke.... nog langer motte wachte.”

„Zeg an je moe of ze hier eerst wil kommen afruimen.” „Moehoe — eerst afruimè!”

Juffrouw Bok is r dadelijk, zoetjes-lachend — haar lach is als ’n weeë deuk in ’t grutjesgezicht — zet de vuile borden bij elkaar, vraagt of ’t gesmaakt heeft, zegt dat ze zoo’n last heeft met Annetje, Paulientje en Piet, die als ze d’r niet op let de randjes van de pannekoeken pulken en sloft weg om genoemde koeken te halen, 't Is ’n heele stapel. Wel twintig liggen ’r op ’t bord. Georgine is zoo verstandig om de bovenste zes apart te zetten. Dan komt Paulientje nog eens binnenhollen met een kopje bruine suiker. Met groote moeite, om Georgine te pleizieren, eet ik er een, voel me ’t veiligst bij ’n geschilde peer. Terwijl ze ’n stukje brood voor me smeert en met kaas belegt, wordt er weer gescheld. Georgine springt op, luistert an de deur. Dezelfde geluiden van

straks, dan n vrouwestem____

„Is me dochter thuis ?’’

„Nou da’s me ook ongelegen,” schrikt Georgine : „affijn ’t kan me niks schelen.”

Haar moeder is niet alleen. Ik word voorgesteld an de vader ook. Moeder ziet er uit als een piender burgervrouwtje, klein, gezet, wiegelend. Op 't wippend neusje, dribbelt ’n lorgnet, telkens op-vallen-af. De zwarte, bij-de-pinken alles oplettende oogjes slapen bedriegelijk-stil achter de brilleglazen. Niks ontgaat er aan. Op ’t wollig, roezig haar schommelt ’n notendophoedje van zwarte kraaltjes en blauwe blommetjes. Mama Casper maakt zoo de indruk van 'n niet kwaad, toch-wel-geslepen, zeer voorzichtigjesberekenend vrouwtje. De man lijkt wel twintig jaar jonger, lang, schitterend zwart van haar en snor. De kleur van z'n gezicht is blauw, op ’t paarse af. Hij heeft donkerbruine, te groote oogen, oogen met zwarte flikkeringen, oogen die minuten star in éen richting soezen. Nog voor ik éen woord van hem gehoord heb, weet ik dat hij aan de drank is. Als z n dochter hem voorstelt, neemt-ie even z'n zwarten, verkleurden fantasiehoed af, voor ’n paar seconden, gaat in n donkeren hoek bij ’t raam zitten, den hoed op ’t hoofd, de pijp in den mond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.