141
„Maar waarom dan? Waarom? Wat bedoel je dan toch!” hield ze geërgerd aan.
„Als ’k jou voor onschuld zie spelen, denk ’k altijd.... die heb ik toén dronken gezien .... en toén met ’n geldpatser bij De Mijtelaar.... en toén weer getracteerd door ’n ouwe bankier bij Riche .... en toén met ’n diamantjoodje bij Carré.... en ze heeft ’t gehouen met die regisseur om ’n mooie rol te krijgen .... en ze vertellen .... Enfin, nou weet je waarom....”
Er kwam ’n ongezellige stilte in de kamer.
„Je doet me geen plezier met zulke dingen te zeggen/’ zei Scherp, die bleek om z’n neus werd. Hij was zoo jammerlijk verliefd.
„Beste jongen, als ik jouw vrind ben en jij Trees tot jouw vrindin maakt, door d’r je verzen voor te lezen, waarmee je anders zoo happig niet ben, dan mag ’r onder vrinden toch wel wat openhartigheid zijn, niet? Ik zeg Trees geen gemeenheden. Ik zeg ’r wat ik éérlijk denk en ’r is geen mensch, die zich van zulke dingen kan losmaken.”
„Goed. Maar je kan ook te vér gaan,” zei hij.
„Als ik te ver ga, doe ’k dat met goeie bedoeling. Wat zeg
jij, Trees?”
Trees zei niks. Met ’t verzenschrift op haar schoot begon ze
zachies te huilen. Voor ’t eerst zag ik Scherp woedend.
„Dat heb j’r nou godverdomme van! Je hoeft toch niet alles te zeggen wat je denkt!”
„Kalmeer je wat,” zei ik rustig.
„Nee ik kalmeer me niet! Je moest zulke dingen niet zeggen, waar ik bij ben!”
„Waarom maak je je zoo dik? Wat ik gezegd heb wist jij net zoo goed als ik” ....
„Dat dondert niet!”
„Maken jullie maar geen ruzie,” zei Trees, met veel getoeter van ’t mooi neusje: „’t Kan me niks schelen wat-ie zegt!”
„Zooveel te beter,” glimlachte ik.
„ .... Met z’n krankzinnige klets! Met z’n flauwe kul!.... ’n Artist is geen burgermensch!.... Op wie is d’r niks te zeggen?.... Noem d’r ’s een op!”
„Dat bewijst niet zóóveel,” hield ik vol: „’k heb me laatst doodgeërgerd aan een van je collega’s. Die speelde voor bedrogen jonge echtgenoote met een overtuiging en een gehuil! ... En ’n