131
„Ik heb den tijd.”
„Voor wie kom je?” vraagt Scherp.
„Ik kom namens de familie.”
„Dan kun je wel weer ophoepelen, ’k Heb niks met jouw familie te maken !”
„’k Spreek tegen meneer Spier, niet tegen jouw,” antwoordt neef glimlachend.
„Wel godverdomme — als jij denkt me op zoo’n manier te behandelen, dan heb je ’t mis hoor! ’k Heb voor hèm geen geheimen Maar jouw kakkie om me te negeeren, dat gaat hier niet op! Versta je me ?”
„Wie zegt ’r nou wat tegen je? Waarom win je je zoo op? Kun je niet fatsoenlijk blijven ?.... Meneer Spier, ik beschouw u als een net man.... Ik kan niet gelooven dat u met voorwetenschap m’n neef die ziek is”....
„Ben ik ziek ? Hahaha !” — als een malloot springt Scherp door de kamer.
... „Die ziek is .... steunt in zijn dwaze handelwijze .... U is een net man, mijnheer Spier.... Ik persoonlijk” ....
„Jawèl. Jawèl, meneer” .... zeg ik, ongeduldig.
„ ... Ik kan niet aannemen ... dat u ’n jongen, die ’n mooie positie”....
„Hahaha!”, brult Scherp.
„ . . ’n mooie positie kan bekleeden, die alleen maar wat zenuwachtig en overspannen is, zoudt willen sterken .... U heeft zeker wat gebeurd is, op eenzijdige wijze hooren verhalen .... We hadden allen ’t beste met hem voor .... Moet dit nu zoo doorgaan ?” . ..
„Ik bemoei mij met niets, mijnheer. Als Moos meent goed te doen door hier te w^erken, dan kan hij blijven.”
„Moos méént.... Moos méént.... Moos heèft niks te meenen .... Z’n vader heeft alles voor ’m gedaan .... Z’n moeder
De familie Scherpenzaal heeft zich altijd behoorlijk gedragen----
Ik verzeker u dat ’t voor de ouders een slag is ”
„En wat wou jij nou hebben? Dat Spier me de deur uitzette ? Is dat je googeme toeleg ? Denk je leep te doen met jouw rotte jodenstreekjes” ....
„Jij moest in ’t bijzijn van meneer niet voor jood schelden. Ben jij soms geen jood ?”, zegt neef gepiqueerd.
„Om de bliksem niet !”
„Nou hoort u mijneer, hoe schrikkelijk-zenuwachtig de jongen is.”