Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



10

„Wel, volgens jou leef je zoo spot goedkoop en je verrekt van de beertjes.”

„Dat begrijp ik zelf ook niet. Pas op voor’t spatten van’t vet!”

De biefstuk komt in ’t kokend vet. Dadelijk ’n lekkere lucht, die prikkelt na het bitteren.

Karel houdt de ommeletpan bij den steel. Anders glibbert ze van het verroest gasstel, ’t Is me minstens ’n dozijnmaal gebeurd en ’t geeft ’n zwijnige morsboel. Terwijl prik ik. Wanneer je biefstuk niet prikt, als ze an ’t bakken is, krijg je leere-lappen. Moeder heeft me dat geschreven met méérdere moederlijke wenken. Ik heb ’t druk. De rijst begint benauwd te ruiken. Als ik ze gauw op ’n schotel doe, zit er ’n dikke, bruine laag in ’t pannetje, die veel op bedorven schoensmeer gelijkt.

„Maak jij de pan even schoon onder de waterleiding”, zeg ik. Karel legt z’n manchetten op de keukentafel, begint met ’n mes de taaie schoensmeer van het email te schrappen. Ik keer de biefstuk, ’t Scheelt weinig of de ommeletpan duikelt. Het vet plast over den rand, geeft 5n belabberden    stank als het    in    het

vuur valt. Dan houdt Karel den steel    weer    vast, doe    ik    de

erwtjes in het nog aangebakken rijstpannetje, dat op den bodem een log, zwart spinweb van niet los te bikken vuilhedens heeft en wéér met overleg aan ’t prikken.

„Nou zal ik even klaar zetten. Pas    op    de    biefstuk,”    zeg ik

ijverig.

Tafellakens zijn er niet meer. De waschvrouw heeft een wascli van vier, vijf weken, die ze al drie weken in haar bezit houdt, omdat ze nog geld van zeven vorige weken krijgt. Kranten zijn veel geschikter. Als je morst komt het er niet op aan en je kunt eiken dag schoone nemen. Netjes leg ik een Telegraaf naast twee Nieuws van den Dag’s, zet de kaasstolp in het midden. Rechts, de ééne lepel die over is — de andere steekt in de rijst —, links het busje sardines. Op zij de broodbak. Dan voor ieder twéé borden, een vork en een mes, waarvan de heften door een jongen hond, dien ik veertien dagen hield, zijn afgekloven. Bij Ka-rel’s bord een in tweeën gespleten glazen peper-en-zout-bakje. Bij het mijne de keulsche pot met boter. Als de rijst en de erwtjes èn de biefstuk nu nog slordig daartusschendoor staan, krijg je eetlust zóo gezellig en comfortable als de tafel eruitziet.

„Is ’r geen bier?” vraagt Karel.

„Kijk maar ’s in ’t kastje onder den gootsteen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.