64
natha, Ekron, Japho, Jeruzalem, Jericho, Gilgal, Anatoth, Beth-El, Tsiklag, Beér-Séba, Chebron, Tekoa, Engidi). In het transjordaansche gebied woonde in het noorden half Menassé (belangrijkste steden: Golan, Edrê'ip in het midden of het eigenlijke GiPad Gad (belangrijkste steden: Sukkoth, Ramoth-Gitad) en eindelijk in het zuiden Ruben (voornaamste plaatsen: Jahats, Medba).
Aan den stam Levie werden 48 steden toegewezen, waarvan zes tevens toevluchtsoorden waren voor hen, die zonder opzet en geheel onschuldig een manslag begaan hadden. Drie daarvan {Bitser, Ramoth, en Golan lagen in Giiad en de andere drie (Kides, Sechem en Chebron) in Kenaan.
HOOFDSTUK XLII.
iBraëls toestand na den dood van Josua.De kracht en sterkte van een volk ligt in zijne eenheid. Zoodra deze ophoudt en de verschillende deelen van elkaar gerukt worden, kan het vijandelijken machten niet langer weerstand bieden, maar wordt de prooi van een of meer veroveraars. Een berg laat zich niet van zijne plaats rukken ; een enkel zandkorreltje daarentegen wordt door den zachtsten ademtocht voortbewogen. De band, waardoor Israël zich moest vereenigen, was zijn geloof in en zijn dienst van een eenigen God. Onder het bestuur van Josua en de »ouden” die hem opvolgden, bleef deze band sterk, waardoor het volk wonderen van moed en dapperheid verrichtte. Maar na hun dood en dien van den hoogepriester El'azar was deze door gemis aan een krachligen aanvoerder gebroken. De stammen Israëls hielden op één aaneengesloten geheel te vormen; zij vergaten de belofte, voor Josua afgelegd, knoopten omgang aan met de Kenaanietische volksstammen, in wier midden zij woonden en verlieten den weg van Godsvrucht en zedelijkheid. Zij volgden de heidensche zeden en gebruiken hunner omgeving en dienden eindelijk Kenaiins afgoden. Zoo vereerden de noordelijke stammen Ba'al en Astarte, de overjordaansche Kemos en Milkom en de zuidelijke Dagon. Huisgoden (teraphim) werden als verkondigers der toekomst geraadpleegd, maar niet meer de eenige God.
Al keerden Jakohs nakomelingen den godsdienst hunner vaderen ook den rug toe en al bezoedelden zij hun afkomst door vermaagschapping met de heidensche stammen in en pro Kenaan, toch werden zij door hen gehaat en diep ver-