Libanon, stroomt zuidwaarts door de meren Merom en Kinné-reth (het meer van Tiberias) en loopt uit in de Doode- of Zout-Zee. Zij is niet diep en hare breedte verschilt tusschen de 20 en 300 voet. Eenige kleinere stroomen zijn de Kison, die op den berg Tabor ontspringt en in de Middellandsche Zee uitloopt, de Ar non en Jabbok, beiden in Gil'ad. Het gemis aan rivieren wordt vergoed door bronnen en wellen
Bergen en dalen. Twee ongeveer evenwijdige bergketens doorsnijden het land en eindigen ten noorden van Kenaan in den Libanon en Anti-Libanon. Deze gebergten hebben hooge spitsen (de hoogste top van den Anti-Libanon heet Chermon) en zijn rijk aan cederboomen. Bij het meer Kinnéreth verheft zich de Tabor. De Karmelk een voorgebergte aan de Middellandsche Zee en rijk aan vrucht-boomen, loopt in zuid-oostelijke richting landwaarts in, eerst onder den naam van gebergte van Ephrdim (voornaamste toppen Gilboa, Ebal en Gerizzim) en vervolgens onder dien van gebergte van Juda (Tsion en Olijfberg). In het oost-Jordaansche land is het gebergte Git ad, waarvan het noordelijk gedeelte (Basan-gebergte) veel en vruchtbaar weiland oplevert. Bij de Doode-Z.ee verheft zich het Abarim-gebergte (voornaamste toppen: Pisga, Nebo en Peor).
De dalen van Kenaan zijn over het algemeen zeer vruchtbaar aan verschillende soorten boomen (olijf-, balsem-, vijgen-, palm-, myrten- en pijnboomen) verder aan de voornaamste graansoorten (tarwe, gerst, gierst, boonen, erwten, linzen en rogge) en eindelijk werden er verschillende andere voortbrengselen (hennep, vlas, katoen, anijs, mosterd, augurken, meloenen, uien enz.) verbouwd. De voornaamste dalen zijn: de vlakte van Jizre'eel in het noorden; de vlakte van Saron, tusschen de Middellandsche Zee en het gebergte van Juda, beroemd door haren weelderigen plantengroei; de Seféla, eene voortzetting van de Saron-Azktt, steenachtig en onvruchtbaar; de d ordaan-\\akte aan de beide zijden der Jordaan (het zuidelijke deel heet de vlakte van Jerichó); de dalen Kidron, Josephat, Hinnom en Rephaïm in de omstreken van Jeruzalem en het dal Eskol (druivendal) nabij Chebron. In het oost-Jordaansche land treft men de vruchtbare vlakte van Medba aan.
Stamgebied. Na de verdeeling des lands door Josua, woonden in het noorden de stammen Aser^ Naphtali, Ze-bulon en Issachar (belangrijkste steden: Agzib, Kédes, Chatsor, Kinnéreth, Abel. Aphek. Jizre'eel, Megiddo); in het midden Ephraïm en half Menassé (belangrijkste plaatsen: Scchern, Silo, Gilboa) en in het zuiden Dan, Benjamin, Simon en Juda (voornaamste steden: Tsor'a, Estaol. Tim-