Geschiedenis van het volk Israël

Titel
Geschiedenis van het volk Israël

Jaar
1891

Pagina's
200



6i

HOOFDSTUK XL.

Verdeeling van Kena&n. — Josua's laatste levensjaren.

Reeds zeven jaren waren verstreken, sedert de komst der Israëlieten in Kenadn. Door hun moed, die door het aanhoudend krijgsgeluk al meer toenam, hadden zij in dien betrekkelijk korten tijd 31 Kenaanietische vorsten overwonnen en hunne steden veroverd. Ofschoon zij nog lang geen meester van het geheele land waren, gebood God /osua, die toen reeds 85 jaar oud was, wegens zijn gevorderden leeftijd, den strijd te staken, maar het land onder Israëls stammen te verdeden, terwijl van nu af iedere stam de verovering van het hem ten deel vallend grondgebied moest voltooien. RubenGad en half Menassê hadden reeds van Mozes hun erfdeel ontvangen aan gene zijde der Jordaan en evenzoo was dit den stammen Juda, Ephraim en de andere helft van Mcnassé reeds door Josua toegewezen. Daar eindelijk de Levieten geen afzonderlijk grondgebied ontvingen, maar zij, bestemd als de leeraren der Goddelijke wetten en de geestelijke leiders des volks, »zich moesten verspreiden onder fdkob en verstrooien onder Israël’, moest het overige land nog slechts onder de andere zeven stammen verdeeld worden. Daartoe werden uit iederen stam drie mannen uitgekozen met de opdracht, het nog onverdeelde land door te trekken, daarvan eene nauwkeurige teekening te ontwerpen en het vervolgens in zeven deelen te splitsen. Na hun volbrachten arbeid keerden zij naar Silo terug, waar toen de hoofdzetel van den eeredienst was en tevens de volksbelangen behandeld werden. Josua wees daarop door het lot iederen stam zijn deel toe.

Daar de strijdbare mannen uit de stammen Ruben, Gad en half Menassë zich thans van hunne belofte gekweten hadden, om hunne broeders in de verovering van Kenadn bij te staan, zond Josua hen onder dankbetuiging en met de beste wenschen naar hunne haardsteden terug. Hij vermaande hen vóór hun vertrek, steeds God getrouw te blijven en, al waren zij ook door een stroom van het aartsvaderlijk erfgoed gescheiden, nimmer het verbond, bij Sinai met het geheele volk gesloten, ontrouw te worden. Met dit voornemen keerden zij huiswaarts. Na hunne terugkomst richtten zij aan den oever der Jordaan een altaar op, opdat hunne nakomelingen daardoor gedachtig zouden blijven aan hunne gemeenschap met de andere stammen en den-zelfden godsdienst blijven belijden. Toen dit den overigen Israëlieten ter 001e kwam, zochten zij eene geheel andere bedoeling daarachter. Zij beschouwden dit a}s eene trouwe-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.