60
afzonderlijke stam onder den naam Nethinim *) waarmede Israël zich niet door vermaagschapping mocht vereenigen. Zij werden aangewezen tot waterscheppers en houthakkers ten behoeve van het heiligdom. Door de inneming van Gibon en de daarbij ge'egen plaatsen was voor Israël de toegang naar het zuiden des lands geopend.
Adoni-Tsédek, koning van Jeruzalem, vereenigde zich met de vorsten der overige vier zuidelijke steden: Chebrort, Jarmuth, Lachis en Eglon. om de lafhartige Gibonieten te tuchtigen. In hun nood riepen deze laatsten Israëls hulp in, waarop Josua des nachts onmiddellijk uit Gilgal optrok en de vereenigde legers onverwachts aanviel. De Kenaanieten leden een gevoelig verlies; velen hunner gingen op de vlucht, maar zij werden door een hevigen hagelslag getroffen, die nog grooter verwoestingen onder hen aanrichtte, dan Israëls zwaard had gedaan. Tevens ging, door een wonder Gods, op den dag van den veldslag de zon niet onder, voordat het vijandelijk leger geheel overwonnen was. De koningen der vijf genoemde steden hadden zich reeds bij het begin van den strijd in eene spelonk bij Makkéda verborgen. Josua had, toen hem dit ter oore kwam, de opening der spelonk door groote steenen doen afsluiten en er wach-ters bij geplaatst, om den gevangen vorsten het vluchten te beletten. Thans werden zij op fosua's bevel uit hunne schuilplaats te voorschijn gehaald en ter dood gebracht. Door deze overwinning viel Israël het grootste deel van zuidelijk Kenaiin gemakkelijk in handen.
Na een langen strijd keerde het leger weder naar het hoofdkwartier te Gilgal terug. Het schijnt echter slechts eene korte rust genoten te hebben, daar zich intusschen de legers van verschillende Kenaanietische steden onder leiding van Jabin, koning van Chatsor, tot één machtig heir ver-eenigd hadden, om Israël te beoorlogen. Vol vertrouwen op God ondernam Israëls onverschrokken veldheer den tocht naar het noorden des lands. Het talrijk en goed uitgeruste leger werd bij de wateren van Merom geheel overwonnen. Achtereenvolgens maakte Israël zich meester van de vestingen en open steden dier overwonnen koningen en roeide hare bevolking geheel uit. Daarna trokken de Israëlietische strijders nogmaals naar het zuiden, waar zij het gevreesde reuzengeslacht (Anakim) bijna geheel vernie-tigden.
נתינים (נ orergelererden.