Geschiedenis van het volk Israël

Titel
Geschiedenis van het volk Israël

Jaar
1891

Pagina's
200



meester te maken. Al was zij ook goed versterkt en door hooge muren omringd, toch zou zij op wonderbare wijze en zonder moeite Israël in handen vallen. Zeven achtereenvolgende dagen trok men op Gods bevel om de stad: de voorhoede, bestaande uit de mannen van Ruben, Gad en half Menassé, gevolgd door zeven priesters, die op de bazuin bliezen, openden den trein; daarna volgde eene priesterschaar met de verbondsarke en eindelijk het overige leger. Op den laatsten dag werd de tocht in dezelfde orde tot zevenmaal herhaald. Hij den laatsten keer hief het geheele leger op Josua's bevel een alarmkreet aan. Onder bazuingeschal en krijgsgeschreeuw stortten Jericho's muren in, zoodat men zonder eenigen tegenstand binnen de stad kwam. Zij werd geheel verwoest en al het levende gedood. Alleen Rachab bleef, zooals beloofd was, met hare familie te midden der algemeene verwoesting gespaard. Geen der strijders mocht zich iets van den buit toeëigenen, maar deze moest geheel aan God gewijd worden. Jericho zou krachtens een eed, door fosua gezworen, nimmer meer herbouwd worden. «Vervloekt zij de man,” riep hij uit, die Jericho opbouwt: met het verlies van zijn oudsten zoon zal hij het grondvesten en met dat van zijn jongsten de poortdeuren bevestigen.”

Aangemoedigd door deze wonderbare verovering, berichtten de verspieders, door Jasna naar de niet ver verwijderde vesting Ai gezonden, dat eene kleine legerafdeeling voldoende zou zijn, om zich ook daarvan meester te maken. Hij zond er daarom slechts 3000 man heen. Des te dieper trof hem het bericht, dat de aanslag mislukt en daarbij 36 man gesneuveld waren. Hij koesterde de vrees, dat dit verlies de Kenaiinieten bemoedigen en voor Israël de voorbode van verdere nederlagen zijn zou. God openbaarde daarop den diep bedroefden veldheer de oorzaak van deze onverwachte nederlaag. Israël had tegen Hem gezondigd, door zich aan den buit van Jericho te vergrijpen. Zoolang deze misdaad niet door den dood des zondaars verzoend was, zou het volk geene overwinning ten deel vallen. Reeds den volgenden ochtend verzamelde Josua Israëls stammen en door middel van het lot werd Acha/i uit den stam Juda als de schuldige aangewezen. Deze bekende, dat hij verschillende kostbare voorwerpen en 200 sikkelen zilver ontvreemd had en wees zelfs de plaats aan, waar dit alles door hem verborgen was. Het ontstolene werd te voorschijn gehaald en verbrand. Achan onderging met al wat hem toebehoorde de doodstraf. Het volk steenigde hen, waardoor de toorn Gods gestild was.

Thans trok Josua onverwijld met een deel des legers

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.