5i
Toch toonden enkele gebeurtenissen uit dit laatste jaar, dat Jlozes' leiding en opvoeding het oude kwaad nog niet geheel overwonnen hadden. Mirjam stierf te Kades ') en toen men kort daarna gebrek aan water had, begon het volk weer te morren. Deze ondankbaarheid griefde Mozes en Aron diep. Door een wonder zou God het volk op nieuw Zijn almacht toonen. Voor aller oogen moesten Mozes en Aron tot de rots spreken en er zou water uit vloeien. Maar in hun toorn volgden zij dit bevel niet op en sloegen tot tweemaal op de rots. Het water stroomde wel overvloedig, maar... de beide edele mannen hadden God, door Zijn bevel niet stipt op te volgen, niet geheiligd, zooals Hij dit wenschte. Als straf zouden zij Israël niet in Kenaan brengen, maar vóór de komst in het heilige land sterven.
Hoe hard hun deze straf ook trof, wilden zij Israël toch langs den kortsten weg naar het beloofde land voeren en wel door het gebied der Edomieten, de nakomelingen van Esau. Vooraf zond Mozes gezanten tot hun koning met het verzoek, Israël zijn land te laten doortrekken, waarbij hij zich op hun stamverwantschap beriep. Dit hielp echter niets. De Edomietische koning wilde het niet alleen niet toe-staan, maar trok zelfs met een leger Israël tegemoet. Daar de Israëlieten op Gods last met dit verwante volk geen oorlog mochten voeren, moesten zij om het gebergte heen den terugtocht aannemen. Op dien tocht stierf Arou, 123 jaar oud, op het gebergte Hor, nadat zijn zoon El'azar tot hoogepriester gewijd was. Zijn dood werd door het volk betreurd en men bedreef 30 dagen rouw over hem. De moeielijke tocht maakte het volk weder mismoedig; het sprak met minachting van het Manna en riep om brood. Vergiftige slangen kwamen daarop in het leger, door wier beten velen stierven. Vol berouw smeekte Israël eindelijk zijn God, dat de plaag zou ophouden. Op Gods bevel maakte S.ozcs eene koperen slang, die hij op een voetstuk plaatste. Elk, die gebeten was, zou door naar haar te zien, genezen.
Eindelijk bereikte men ten zuid-oosten van Kenaan het gebied tusschen de stroomen Arnon en Jabbok, dat waarschijnlijk kort te voren door den Emorietischen koning, Sichon, veroverd was. Mozes liet hem om een vrijen doortocht verzoeken; toen hij dit weigerde, werd hij bij Jahats verslagen en zijn gebied geheel veroverd. Hetzelfde lot trof
*) Over de ligging dier plaats, die niet dezelfde is als het vroeger genoemde Kades Barnêa. heerscht verschil van gevoelen.
Mon. Gcsch. I, 4*