27
priester ‘) Potiphéra, tot vrouw. Jozef had thans den leeftijd van 30 jaren bereikt. Niettegenstaande hij reeds 13 jaar van zijn vaderlijk huis verwijderd en thans in de hoogste kringen van het Heidensch Egypte opgenomen was, bleef hij den God zijner vaderen getrouw en aan de herinneringen van zijn geslacht gehecht. Hij gaf zijn beiden zonen de He-breeuwsche namen van Menassé en Ephraïm.
HOOFDSTUK XVIII.
Jozef en z\jne broeden.Jozefs voorspelling bevestigde zich. Egypte werd geze gend door een zeldzamen overvloed van graan, waarvan een gedeelte afgezonderd en bewaard werd voor den tijd van den hongersnood. Toen deze begon, opende Jozef de voorraadschuren en men verkocht onder zijn toezicht koren aan het hongerige volk.
De hongersnood liet zich ook in de naburige landen gevoelen, zoodat men ook van daar naar Egypte kwam, om koren te koopen, Ook in Kenaiin was gebrek en Jakob zond tot dit doel tien zijner zonen daarheen. Benjamin hield hij bij zich thuis uit vrees, dat ook hem, evenals met zijn vollen broeder Jozef het geval was geweest, een ongeluk op den weg zou overkomen. Zoodra Jozef onder de vreemdelingen zijne broeders zag, herkende hij hen terstond, terwijl niemand hunner in dien hooggeplaatsten man Jozef herkende, dien zij als slaaf verkocht hadden. Zij bogen zich eerbiedig voor hem neder en Jozef herinnerde zich de droomen, die hem dit reeds lang geleden voorspeld hadden. Wat zou hij doen? Zou hij zich reeds onmiddellijk bekend maken en hun zijne lotgevallen mededeelen, waarvan elk de Goddelijke leiding zoo duidelijk toonde? Neen. Hij wilde hen eerst op de proef stellen en onderzoeken, hoe het met hunne onderlinge gezindheid gesteld was. Om zijne Hebreeuwsche afkomst niet te verraden, bediende hij zich van een tolk en hij richtte tot hen de vraag, van waar zij kwamen. »Van Kenaiinf antwoordden zij, »om koren te koopen.” Kort en barsch zeide hij: »dit is slechts een voorwendsel, gij komt om het land te verspieden.” Zij gaven hem de verzekering hunnereerlijke bedoelingen en verhaalden tevens, dat zij met hun twaalven,
1) Het Egyptische volk was verdeeld in erfelijke kasten, waarvan die der priesters tot de voornaamsten behoorden.