26
van hem bij zijn vorst gewag maakte. Koning Pharao werd door twee droomen verontrust en wilde gaarne hunne uitlegging weten. In den eersten droom scheen het hem, alsof hij aan den Nijl, de hoofdrivier van Egypte, stond en daaruit zeven vette en vervolgens zeven magere koeien zag opstijgen. De laatsten aten de eersten op, maar bleven even mager en dun. In een tweeden droom zag hij zeven vette en dikke korenaren opkomen en daarna zeven dunne en door den oostewind uitgedorschte, die eveneens de eersten verteerden. Hij gevoelde zich door deze vreemdsoortige droomen beangst en ontbood zijne wijzen en geleerden, om van hen de uitlegging te vernemen. Niemand hunner was echter hiertoe in staat. Daarop verscheen de wijnschenker en zeide tot den koning, dat eens een Hebreeuw-sche slanf, met wien hij en de overste der bakkers zich gelijktijdig in de gevangenis bevonden, hunne droomen naar waarheid verklaard had. Jozef werd onmiddellijk uit den kerker gehaald en voor Pharao gebracht.
Op de vraag des konings, of hij droomen kon uitleggen, behield hij zijne bescheidenheid en antwoordde, dat dit alleen van de Goddelijke hulp afhing. Pharao verhaalde hem zijne droomen, waarop God hem werkelijk het verstand verleende, om deze te verklaren. »God, aldus zeide Jozef, wil u door deze beide droomen, die hetzelfde beteekenen, eene gewichtige gebeurtenis voorspellen. De zeven vette koeien en volle aren wijzen op zeven jaren van grooten overvloed van koren, die in Egypte zullen komen en evenzoo wijzen de zeven magere koeien en de leege aren op een even groot aantal jaren van onvruchtbaarheid en gebrek, die daarop •zullen volgen. De hongersnood zal den overvloed in vergetelheid brengen en het land verteren. Door de herhaling van den droom duidt God aan, dat de zaak vast besloten is en de jaren des overvloeds weldra beginnen zullen,” Opdat echter de inwoners in de onvruchtbare jaren niet door gebrek en ellende zouden omkomen, gaf Jozef den koning den raad, om van de overvloedige opbrengst des bodems een gedeelte als belasting te heffen en dit zorgvuldig in schuren en pakhuizen te bewaren voor den tijd van den hongersnood. Zoowel de uitlegging als de wijze raad bevredigden Pharao ten volle en hij stond verbaasd over Jozefs verstand en doorzicht. Wie was beter dan hij zelf geschikt, om voor dit alles te zorgen en de noodige maatregelen te treffen! De koning verhief hem daarop tot zijn eersten staatsdienaar en onderscheidde hem boven al zijne hovelingen door verschillende eereteekenen. Het volk moest hem gehoorzaamheid en koninklijke eer bewijzen. Pharao gaf hem Osnath, eene dochter van den