25
vertrouwen op Gods bijstand verdroeg hij geduldig den smaad der gevangenschap. Ook de gevangenbewaarder leerde Jozefs deugden kennen en schonk hem vele vrijheden. Hij gaf hem zelfs het opzicht over de andere gevangenen. Zoodoende kwam Jozef in kennis met twee hooge staatsdienaren van koning Pharao, die ook reeds eenigen tijd in den kerker doorbrachten. Het waren de overste der schenkers en die der bakkers. Beiden hadden tegen den koning gezondigd, maar de eerste zeker niet in die mate als de laatste. Op zekeren ochtend merkte Jozef, dat zij droevig gestemd waren en vroeg hen naar de oorzaak daarvan. Zij antwoordden, dat zij beiden een droom gehad hadden, maar diens uitlegging niet wisten. > Welnu,” zeide hij, «deelt mij uwe droomen eens mede, wellicht gelukt het mij, deze onder Godes bijstand uit te leggen.” De opperschenker had, zoo verhaalde deze, in zijn droom, een wijnstok gezien, waaraan zich drie takken met rijpe druiven bevonden. Hij perste ze uit in een beker en zette dien den koning voor. «Uw droom,” zeide Jozef,* voorspelt uwe bevrijding. De drie takken beteekenen drie dagen. Over drie dagen zal Pharao u uit de gevangenis verlossen en u weder op uw vroegeren post herstellen. Even als voorheen zult gij hem den wijn toedienen.” Daarop verhaalde de overste der bakkers zijn droom. «Het was," zeide hij, «alsof ik drie manden op mijn hoofd droeg, waarvan de bovenste vol was met bakkerswaren. De vogels kwamen en aten deze spijs op.” Deze droom wees, volgens Jozef, op een minder aangename gebeurtenis. De drie manden beduidden ook drie dagen. Over drie dagen zou hij op ’s konings bevel opgehangen en het vleesch zijns lichaams door het gevogelte opgegeten worden. Deze voorspellingen werden na drie dagen, toen de koning bij gelegenheid van zijn verjaardag een feestmaal gaf, letterlijk bevestigd. De opperschenker werd weder op zijnen post hersteld en de opperbakker opgehangen. De onschuldige Jozef bleef echter van zijne vrijheid beroofd, daar de opperschenker geene moeite deed, om hem uit zijn treurigen toestand te verlossen en hem geheel vergat, ofsehoon hij beloofd had, een goed woord voor hem bij den koning te doen.
HOOFDSTUK XVII.
Jozef voor Pharao.Na verloop van twee jaar had er eene gebeurtenis plaats, waardoor zich de opperschenker Jozef weder herinnerde en