II
staande hunne wonderbare redding in hun slechten en god-deloozen levenswandel. Zij waren zoo ontaard en zedeloos, dat God eindelijk besloot, hen te verdelgen. Hij maakte zijn vromen dienaar Abraham met dit vonnis bekend, opdat deze er later zijne nakomelingen op zou kunnen wijzen. De edele menschenvriend trachtte, de Godheid nog tot een zachter oordeel te bewegen en door een aanhoudend en vurig gebed het onheil af te wenden. Wellicht was er nog — zoo smeekte hij — onder de verstokte zondaars een klein aantal edele en brave menschen te vinden, ter wille waarvan allen gespaard konden blijven. De genadige Wereld-reqfcjer verzekerde hem echter, dat zich zelfs geen tien recfl|vaardigen onder hen bevonden. En werkelijk, toen twe£ Godsgezanten te Sedom kwamen om Lot en de zijnen ter Tville van Abraham van den algemeenen ondergang te redden, toonden de bewoners, hoe elk gevoel van recht en 'billijkheid bij hen uitgedoofd was. Nauwelijks hadden zij Vernomen, dat de vreemdelingen hun intrek in het huis van Lot genomen hadden, of zij omsingelden het en drongen er met ruw geweld op aan, dat Lot hen uit de stad zou verdrijven. Deze trachtte de woestelingen tot kalmte te brengen en, vermaande hen om het recht van den vreemdeling te eerbiedigen. Zij verdubbelden echter hunne woede, wilden dej* deur der woning openbreken, en rustten niet, voordat zijf door blindheid geslagen, machteloos voor het huis stonden. Daarop maakten de gezanten Lot met het Goddelijk strafgericht bekend en raadden hem aan, zoo spoedig mogelijk met zijne familie de stad te verlaten. Zijne aanstaande schoonzonen dreven den spot met deze Hemelsche voorspelling en kwamen in de algemeene verwoesting om. Een zwavel- en vuurregen daalde neder op de steden van het Jordaandal, vernielde al zijne bewoners en herschiep deze schoone landstreek, aan een paradijs gelijk, in een afgrijselijk zout-water, thans nog de doode- of Zout-Z.ee genoemd. Slechts Lot en zijne dochters bleven door eene tijdige vlucht gespaard. Zijne vrouw zag op de vlucht, niettegenstaande de Godsgezanten dit verboden hadden, achter zich om naar de plaats des onheils en verstijfde tot een zoutpilaar.
HOOFDSTUK VII.
Se verbonden met Abraham.Niettegenstaande de belofte, Abraham gedaan, dat hij de stamvader van een door God gezegend geslacht zou worden,