10
zijne heilige roeping en leert ons zijn edel karakter volkomen kennen. Onophoudelijk was hij werkzaam voor het welzijn van anderen, kende geen grooter genoegen dan hulpbehoevenden te steunen, het leed van ongelukkigen te verzachten, kortom, op onbekrompen wijze de werken der menschenliefde te verrichten. Hebzucht en eigenbelang waren hem vreemd en ter wille van den vrede getroostte hij zich gaarne opofferingen. Zoo ontstond er eens twist tusschen zijne herders en die van zijn neef Lot over weideplaatsen voor hun talrijke kudden. Abraham, wien God reeds het geheele land als het eigendom zijner nakomelingen had toegezegd, maakte van dit recht volstrekt geen gdtfk, maar zeide tot Lot-. »Laat er geen twist tusschen oi^roe-staan; kies u eene landstreek uit, geschikt voor uw .veestapel.” Terwijl Lot zich nu de vruchtbare en waterrijke streek van het heerlijke Zuidelijk-Jordaandal uitkoos, vergenoegde zich de bescheiden Abraham met de minder vruchtbare omstreken van Chebron.
Hij koesterde evenwel niet den minsten wrok of haat tegen zijn ondankbaren en hebzuchtigen neef. Integendeel, op het bericht, dat deze met de overige bevolking van Sedom gevangen was genomen, was hij terstond op redding bedacht. De koningen der vijf steden uit het Jordaandal, Sedom, Amora, Adma. Tscbojim en Tsoar waren namelijk schatplichtig aan Kedorlaomer, koning van Elam. Gedurende twaalf jaar bleven zij hem onderdanig en gehoorzaam, maar stonden daarna tegen hem op en weigerden, de belasting te betalen. Hierop trok Kedorlaomer met nog drie andere vorsten tegen hen ten strijde en o verwon hen. De bewoners van Sedom en Amora, waaronder ook Lot en de zijnen, vielen met al hun bezittingen den overwinnaars in handen. Abraham, door een vluchteling van dit voorval onderricht, voorzag onverwijld zijn slavenstoet, bestaande uit 318 man, van wapenen en snelde, vergezeld van zijne drie vrienden, Aner, Eskol en Mamrê den ongelukkigen natuurgenooten te hulp. Reine menschenliefde alleen spoorde hem daartoe aan, geen eerz^Bit of eigenbelang. Hij overwon de vijanden in een nachtelijken aanval en verschafte daardoor den gevangenen weder de vrijheid en het bezit hunner goederen. Uit dankbaarheid bood de koning van Sedom hem den geheelen buit aan, maar Abraham wees dit aanbod van de hand en zwoer, niet de minste belooning te willen ontvangen. Deze bestond voor hem alléén in de verbreiding van het Godsbegrip en de beginselen van ware deugd, waarvan hij o. a. ook Malkitsêdek. koning van Salem (Jeruzalem) wist te doordringen.
De bewoners van het Jordaandal volhardden, niettegen-