broeder Hébel. Nog wilde hij zijne misdaad verbergen en antwoordde op de vraag Gods, »waar is uw broeder ?” nik weet het niet, ben ik dan de hoeder mijns broeders?” Maar God, voor Wien geene geheimen bestaan, kon hij daardoor niet misleiden. De straf volgde onmiddellijk op de misdaad. De bodem, zoo voorspelde hem God, dien hij bearbeidde, zou voortaan zijne gaven niet meer opbrengen en hij, gefolterd door zijn kwaad geweten, steeds angstig en onrustig op de aarde rondzwerven.
Het doel der straf is, om den mensch tot berouw op te wekken en op het pad der deugd terug te voeren. Toen daarom Kaïn, door de zware straf terneergedjjjict, God om vergiffenis smeekte, nam Hij hem in genade op en wees door een teeken aan, dat niemand het recht had,' hem te dooden. Verootmoedigd ging hij heen, vestigde zich in het land Nod, ten oosten van Eden, en bouwde daar eene stad, die hij, naar zijn zoon, Chanog noemde. Zijn vijfde afstammeling Lémeg had twee vrouwen Ada en Tsi/la en vier kinderen: Jabal, met wien het herdersleven begon, Jubal, den uitvinder van harp- en fluitspel, Tubal-Kaïn, den eersten vervaardiger van koperen en ijzeren gereedschappen, en eene dochter Nadrna. Naast de verschillende geslachten, uit Kaïns nakomelingen geboren en naar hem de Kaïnieten genoemd, leefde dat der Sethicten, uit Seih, een derden zoon van het eerste menschenpaar, voortgesproten. Daarvan onderscheidde zich slechts Chanog door deugd en godsvrucht, overigens was het even ontaard als de Kaïnieten. De eerste menschengeslachten onderscheidden zich boven de latere door groote lichaamskracht en hoogen leeftijd. De oudste van allen werd Chanogs zoon, Met/m-sélach, die den ouderdom van 969 jaar bereikte.
Met de toenemende bevolking breidde het zedebederf zich op ontzettende wijze uit. Het menschdom was door de ergste misdaden als: afgoderij, moord, diefstal en onzedelijkheid zoo diep gezonken, dat God besloot, het door een ontzettenden watervloed geheel van het aardrijk te vernietigen. Alleen Noach, in het derde geslacht een afstammeling van Chanog, onderscheidde zich door Godsvrucht boven zijne tijdgenooten en zou daarom te midden der algemeene verwoesting met zijne vrouw, zijne drie zonen: Sent, Cham en Jêpheth en hunne vrouwen gespaard blijven. Daartoe gebood God hem, een schip of arke van Gopherhout te maken, 300 el lang, 50 el breed en 30 el hoog, en het in drie afdeelingen of verdiepingen te splitsen; in deze arke moesten zij gedurende den watervloed hun verblijf houden. Behalve zijne familie moest hij daarin van de reine diersoorten zeven- en van de onreine één paar, van elk geslacht één, opnemen.