weid een weg tot den troon, oproeren en burgeroorlogen waren er geen zeldzame verschijnselen, verkrachting van recht en billijkheid gold er niet als misdaad. Reeds de eerste koning verkrachtte de goddelijke wet en voerde een heidenschen eeredienst in het rijk in. Onder zijne opvolgers, van welke zich enkele door dapperheid en oorlogs-beleid onderscheidden, drong de smetstof der verdierlijkende afgoderij al verder door, tastte het grootste deel der bevolking aan en wischte bijna overal de sporen uit van de
erkenning des eenigen Gods. Ook Juda bleef daarvan op den duur niet verschoond, ook daar won het zinnelijk heidendom al meer en meer veld. Wel werd het door sommige edele en godvruchtige vorsten van dit rijk, waar de
heerschappij erfelijk bleef in Davids geslacht en de kroon
steeds overging van vader op zoon, met gelukkig gevolg bestreden en weder verdrongen door het geloof aan het almachtig Wezen en het herstel van den Mozaïschen godsdienst, maar toch konden de kiemen niet uitgeroeid worden, zoodat het Onkruid telkens weder opwies en eindelijk den hof des Heeren geheel ontsierde. Weelde en zingenot, de noodzakelijke gevolgen eener verdierlijkende afgoderij, doofden elk gevoel voor de strenge en ernstige beginselen van Isra'éh geloof en zedeleer. Maar des te dieper werden deze gevoeld en begrepen door de edele en voortreffelijke mannen, die zich juist in een tijd, dat in beide rijken het verval van godsdienst en zeden het toppunt bereikt had, door een goddelijken geest aangespoord, opgewekt gevoelden, om de verdoolden op den rechten weg terug te brengen, vorst en volk van hun dwaalbegrippen te overtuigen, de zuivere Godserkenning, de bron der waarachtige zedelijkheid en beschaving te doen zegevieren boven het ijdele en elk zedelijkheidsgevoel verstikkende heidendom. Welke treurige gewaarwordingen maakten zich van deze Godsgezanten of profeten meester, bij den aanblik dier verregaande ontaarding en verwoesting. De leer Gods veracht en bespot, de wet van Mozes nog