70 ELFDE KISTJE.
„Mijn vrouw is wat zenuwachtig,” zei oom vergoelijkend.
„O, ja — o, ja,” zei de man.
En terwijl hij de gang inliep schaterden we nog allemaal, tot tante Trui, die natte oogen had van het lachen, een glas water ging brengen aan de kraamvrouw, die op was van plezier.
Beneden rolde het rijtuig weg met oom en Elisabeth.
Wij kinderen hadden spijt dat we niet mee mochten rijden.
En zoo zie je hoe je op een begrafenis ongepast lachen kunt en hoe er omstandigheden in het leven zijn, dat een neus stérker spreekt dan moederlijk gevoel! ■
Na deze laatste wijsheid zweeg mijn vriend; ik beaamde dat er véél komieks in het leven was.