„DE HONDERDSTE”. 45
Voor menschen die raad vragen, menschen die als Werthertjes rondloopen, zinnend op eeuwiger leven dan hunlieden gegeven werd, is slechts één antwoord; Gebroeders Cohen. Het is denkbaar dat een museum, zélfs wanneer het zooals gewoonlijk een overzicht van wansmaak en machtloosheid geeft, een jong schilder tot apéritif, tot voor-arbeids-bittertje strekt, maar Gebroeders Cohen zijn, zullen stérker worden. Dood van, voor elke ambitie, die geen béter ondergrond heeft dan ’t kermachtig verlangen der velen die goede kantoorklerken kosten zijn, voortref-lijkste zoons uit voortreflijke burgerfamilies — nu het leven hunner huisgenooten en dat van henzelven verkankeren, verkniezen door „aspiraties”, geknoei in tijdschriften, lieve versjes —halfDaCosta — half braven Kloos. Dit zijn wijze woorden, vriendin. Ik gevoel mij vandaag als een man met zilveren haren — deze honderdste wéégt mij, geeft mij vaderlijks. Falkland krijgt even goed, even zeker zijn nummer, zijn vak bij Gebroeders Cohen. Wie is er niet, al niet ? Wee mij, wee ons allen, vloek over dit schunnig ras: vijf en twintig honderd schrijvers, dichters, wijs-geeren, geleerden, componisten onder één dak, het steenen dak van Gebroeders Cohen, over Hotel du Soleil! — Reutel de namen, poespas dooreen De Negerhut, De familie Muller Belmonte, Blanke Slavinnen, Het huis Lauernesse, De kleine lord, De Leeuw van Vlaanderen, de Betuwsche novellen, Een strijd om Rome, David Copperfield Dombey en Zoon, smijt er bij de Duizend en een nacht, Oranje en Nederland leven en daden van vorstin en volk, door J. Huf van Buren beschreven over meer dan drie eeuwen, tot en met de troonsbestijging van „onze geliefde Oranjetelg” in 30 afleveringen a 25 cent, rukt uit de hokken: Gouverneur, Hamerling, Victor Hugo „met beoor-deelingen van Taco de Beer”, Gerard Keilers werken