KE UKENJAMMER. 3 9
„En moede droomde ze iets van engelwieken ...
„Een vloed van maanlicht stroomde in haren schoot” . ..
evenwel zóó bedachtzaam, dat zij bij iederen regel naar de pan keek, wat wel niet de juiste houding is om van poëzie onverdeeld te genieten, maar je nieuw fornuis voor ongelukken behoedt. Ditmaal zag zij de nieuwe rijst-rijzing aankomen, vóórzag zij de gevaarlijke zwelling en vlug kreeg ze zelf pan no. 8 uit de kast, vulde haar halfwege, zuchtte van inspanning. Er stonden nu drie pannen rijst te warmen en te koken.
De natuur was een mysterie. Als je sla stoofde bleef 'r niks over. En van zoo’n kléin zakje rijst al drié pannen! ’t Leek wel een klucht. Ze had Williswinde op de keukentafel gelegd, daar ze het terrein nauw-lijks meer overzien kon. Ze begon zich te gevoelen als de kunstenaar van het circus, die op één tafel twaalf borden tegelijk in draaiing houdt. Koken was op zulk een wijze méér dan een wonder. Pas had ze pan no. 6 gedeeltelijk geleegd of pan no. 7 op het stel gaf dezelfde vertooning, zwol zoo aanmerkelijk dat het sap er langs liep.
„Nog een pannetje,” verzocht mevrouw benauwd.
En in pan 110. 9 werd de helft van no. 7 overgegoten waardoor de keuken er bedrijvig uitzag als een militaire kokerij : vier dampende pannetjes op kachel en stellen. Mietje goot in elk wat water bij, om aan-branding te voorkomen, mevrouw liep van de eene naar de andere, roerend en proevend, ’t Was nog lang niet klaar. De korrels bleven hard, de vier inhouden groeiend.
„Wat ’n rare rijst,” zei mevrouw, bedrukt.
„Ja s’is èrreg raar,” meende Mietje: „sulleke rijst heb ’k nog nooit van me leven gesien.”
„ Zeker ’n heel slécht soort, ” veronderstelde mevrouw.
Met pan no. 8 liep het weer de spuigaten uit.