„Hou je hoof wèg,” waarschuwde tante Door; „Sam hou je hoof weg! Zoo’n kurrek het ?n krach!”...
„Aach!” riep oom Bennie geërgerd: „niks as ’n pang! Je mot ?t mijn leere! ’n Kögelflesschie — anders niks niemendal!” . . .
„Hij met z’n pang,” redeneerde tante Rebecca: „asof ’n pang van ’n kurrek” .. .
„Stil dan!” riep tante Door, weer schuw uitwijkend, Sam’s schaar kriewelde langs de ijzerdraadjes.
En alle oogleden knipperden als straks, knipperden benauwd, knipperden schichtig.
Bij de lamp buikte rustig de flesch — de flesch Champagne.
Oom Jozef had ’r gewonnen. D’r was’n liefdadigheidsbazaar geweest met veel naaiwerkjes, antimacassars, shawls, flesschies odeur, doosjes zeep, portemonnaies, prachtbanden (’n pracht van ’n gouwe en roodpluche banden !) kissies sigaren, kooschere koek, bons voor photographieën, bons voor ’n héélheere-kostuum, kinderwagens, poppen, horloges (nikkel en zilver), én ’n kolossale étalage wijn van ’n liefda-digen wijnhandelaar die restantjes overhad. Oom Jozef, die — je kon ’t wel an z’n gouden horlogeketting, gouden ringen, gouden lorgnet zien — z’n heele leven bemazzelt was bij wat-ie anraakte, had voor z’n lot van vijf-en-twintig centen ’n kostelijke flesch Champagne getrokken. ’n Half jaar had de flesch in de kast gelegen, op de onderste plank bij de trommel met boterkoek en de gemberbolussen, en nou dat tante Rebecca, z’n vrouw, jarig was èn ze gezamenlijk een zotte bui beleefden (in gewone verjaars-omstan-digheden doe je ’t nóg niet), zouen ze de flesch knappen.
De waterglazen stonden gereed — welk rechtschaffen huishouen heeft kelken? —, de menschen
Schetsen Falkland. V 2